banner


Line
Languages:                                
English / engels    
Dutch / nederlands

[Alle foto's hier zijn thumbnails. Klik op een thumbnail om de foto's in groter formaat te tonen.]

Overige vliegen (Diverse families)

Dank aan Peter Jann (CH), Tony Irwin (UK), Willem Renema (NL), Han Endt (NL), Pascal van Acker (B), Ruud van der Weele (NL), Hans-Peter Tschorsnig (D), Gerrit Tyberghein (B), Hans Hillewaert (B) en Bastiaan Wakkie (NL) voor het helpen bij de determinatie.

Inhoud: 1 wapenvliegen, 2 slankpootvliegen, 3 wolzwevers, 4 dazen, 5 snavelvliegen, 6 blaaskopvliegen, 7 heleomyzidae, 8 slakkendoders, 9 strontvliegen, 10 halmvliegen, 11 sluipvliegen, 12 pissebedvliegen.

1 Wapenvliegen (Stratiomydae)

Wapenvliegen zijn tamelijk primitieve, platte vliegen, meestal heel erg mooi gekleurd. Ze kunnen niet zo heel erg goed vliegen. Sommige soorten eten wel nektar van bloemen, maar de grootste kans om ze te zien is tijdens een zonnebad op een blad. De larven zijn pootloos, lopen taps toe en leven in water of zeer vochtige bodems. Als ze uitrusten zijn de mooie kleuren vaak niet goed te te zien, omdat ze hun vleugels over hun achterlijf heen opvouwen.

De meest voorkomende wapenvlieg in tuinen is deze Prachtwapenvlieg (Chloromyia formosa).

In het geslacht Sargus vinden we een aantal nogal op elkaar lijkende, tamelijk langgerekte, groenglanzende wapenvliegen. In Europa komt een heel aantal voor. De soort hieronder is goed te herkennen aan de twee witte vlekken in het gezicht. De mannetjes hebben een oranjebruine vlek op het achterlijf, de vrouwtjes hebben een egaal bruinig achterlijf. Een redelijk grote soort die een lengte van 16 mm kan halen. De larven leven in mest.

Deze Sargus bipunctatus is genoemd naar de twee duidelijke witte vlekken in het gezichtje.

2 Slankpootvliegen (Dolichopodidae)

Naast langpootmuggen zijn er ook langpootvliegen, die vaker slankpootvliegen worden genoemd. In de Benelux komen zo'n 200 soorten voor. Een aantal daarvan is heel lastig op naam te brengen. Het zijn rovers die wat betreft hun gedrag heel veel op roofvliegen lijken. Ze zijn wel een heel stuk kleiner. Het achtereinde van hun lichaam is bijna altijd omgekruld (dat zijn de geslachtsorganen) en aan de bovenkant zijn ze heel vaak schitterend, metaalkleurig groen. Voor de mens zijn het ongevaarlijke diertjes, die nooit steken of bijten. Sommige soorten worden gekweekt, omdat de larven de larven van andere schadelijke insecten opeten. De langpootvlieg rechtsonder doet de naam van zijn familie alle eer aan: hij heeft uitzonderlijk lange poten. Ook het omgekrulde geslachtsorgaan is duidelijk zichtbaar. In tegenstelling tot de meeste familieleden glanst hij niet metalig.

Links: dit mooie en ongevaarlijke groene vliegje heet Poecilobothrus nobilitatus. Rechts het elegante vliegje Neurigona quadrifasciata.

3 Wolzwevers (Bombyliidae)

Er zijn meer vliegen die er helemaal niet erg uitzien als een vlieg. Zo doen de wolzwevers of hommelvliegen ook net of ze hommels zijn. Omdat hommels kunnen steken, worden ze door hongerige vogels meestal met rust gelaten. Door een hommel na te doen, hoopt de hommelvlieg op hetzelfde. Hij behoort tot de kleine familie van de wolzwevers, een familie van tamelijk dicht behaarde vliegen, die zeer snel en behendig kunnen vliegen.

De Hommelvlieg of Grote Wolzwever (Bombylius major) ziet er uit als een hommel, maar is het niet smiley

4 Dazen (Tabanidae)

Hoewel de meeste vliegen alleen 'vies' zijn, kunnen een paar pijnlijk bijten. De bekendste daarvan zijn de dazen of paardenvliegen. Met name de Regendaas kan zeer pijnlijk bijten. Het vrouwtje heeft, net als veel vrouwtjesmuggen, bloed nodig om eitjes te kunnen maken. Muskieten echter hebben een injectienaaldje dat ze bijna pijnloos door de huid steken. Dat het later toch jeukt, komt door een allergische reactie van het lichaam op de bloedverdunners die muggen in de wond spuiten. Vrouwtjesdazen echter hebben een paar vlijmscherpe kaken. Hiermee snijden ze een klein stukje huid en het daaronder liggende vlees kapot. Het bloed dat dan naar buiten komt zuigen ze op met een zuigtong. De beet voel je goed en als er veel dazen zijn, wordt je er helemaal gek (daas) van. De regendaas bijt vooral vlak voor een regenbui of onweer. In rust vouwen dazen hun vleugeltjes als een dakje boven hun lichaam op, zoals linksonder. Als ze actief rondlopen dan worden de vleugels iets gespreid gehouden. Je kunt dan mooi het gestreepte lichaam van de Regendaas zien, maar ook de prachtige tekening op de vleugels. Het allermooiste aan de dazen zijn echter de ogen. Die hebben schitterend gekleurde streepjes, of een spel van lijnen, zoals bij de Regendaas. Een aantal soorten kun je thuisbrengen aan de hand van het patroon of de kleur van lijntjes in de ogen. Linksonder een vrouwtje. Haar ogen zijn kleiner dan dat van het mannetje, maar ze hebben meer strepen en zijn veel opvallender. Het mannetje, rechtsonder, heeft grote, bruine ogen met alleen maar gekleurde banden in het onderste gedeelte.

De lastige Regendaas (Haematopota pluvialis = bij de regen horende bloeddrinker).

In het geslacht Tabanus vinden we een aantal bekende soorten, zoals de Grote Runderdaas, de Kleine Runderdaas en de Paardendaas. Alle bijten ook wel mensen, hoewel ze minder lastig zijn dan Goudoogdaas en Regendaas. In de buurt van stallen zijn ze het lastigst, vooral als er drinkpoelen zijn of het moerassig is, want de larven van bijna alle soorten leven in vochtige bodems. Vandaar dat hengelaars er aan slootkanten nogal eens last van hebben. De Kleine Runderdaas hieronder is één van de meest voorkomende soorten in Europa. Hij heeft ongetekende vleugels en de ogen hebben slechts één opvallende band, die je echter alleen goed kunt zien van onderen of recht van voren. De larven zijn jagers in ondiep water.

De Kleine Runderdaas (Tabanus bromius) heeft ook al van die opvallende ogen.

5 Snavelvliegen (Rhagionidae)

Snavel- of snipvliegen vinden we vooral in boomrijke gebieden. De bekendste soorten rusten altijd met de kop naar beneden en worden daarom in het Engels Down-looker Flies (omlaagkijk vliegen) genoemd. De larven leven van insecten en andere diertjes in de humuslaag. Linksonder zie je links één van de grotere soorten die voorkomen in de Benelux, geïdentificeerd door Hans Hillewaert. Rechts een veel kleinere, maar mooi gekleurde vlieg uit dezelfde familie. Ruud heeft het diertje volledig op naam gebracht. Bedankt Ruud! Snavelvliegen leven van andere insecten en lijken wat hun levensstijl betreft wel wat op de roofvliegen.

Links: in de hele Benelux komt de Snipvlieg / Snavelvlieg (Rhagio scolopaceus) algemeen voor. Rechts: een vrouwtje Chrysopilus auratus.

6 Blaaskopvliegen (Conopidae)

Blaaskopvliegen danken hun naam aan het feit dat ze een vrij dikke kop hebben. Het zijn parasieten bij wespen en bijen. De volwassen vliegen vangen een bij of wesp en injecteren die met een eitje. De larve die daar uitkomt eet de gastheer van binnenuit op, maar doet dat heel voorzichtig: de belangrijkste organen worden pas vlak voor het verpoppen genuttigd. Zoals bijna altijd leven de volwassen vliegen uitsluitend van nektar.In de Benelux komen maar liefst 30 soorten voor, waarvan er een aantal nogal op elkaar lijken: een zwart/geel gestreept achterlijf, soms gesteeld, dat de vliegen sterk op wespen doet lijken. Ze worden heel veel aangezien voor zweefvliegen, zoals de soort hieronder. Het vrouwtje maakt een wat donkerder indruk, omdat zij op het achterlijf geen drie gele banden heeft, maar slechts twee. Bovendien zijn die van haar vaak veel smaller.

Conops flavipes lijkt heel erg op een wesp en heeft zelfs voor een vlieg ongewoon lange antennes. Links het mannetje en rechts het vrouwtje.

In hun nabootsing van een wesp gaan de blaaskopvliegen uit het geslacht Physocephala nog een stap verder. Niet alleen zijn ze zwart met geel en hebben ze voor vliegen ongebruikelijk lange antennes, ze zijn ook gesteeld en doen daarmee zelfs de wespentaille na. Physocephala rufipes bereikt een lengte van 9 tot 13 mm en heeft daarmee een lengte die overeenstemt met die van veel wespen. De larven leven parasitair in hommelnesten. Naast de steenhommel worden ook de akkerhommel, de aardhommel en de tuinhommel lastig gevallen. De vliegtijd is zoals bij de meeste dikkopvliegen: van mei tot eind augustus.

Deze Physocephala rufipes is een vreselijk goede wespennabootser.

Maar niet alle Blaaskopvliegen lijken op wespen. De soort hieronder ziet er een beetje strontvliegachtig uit, maar dan wel een strontvlieg met een heel dikke kop en zonder haar. Blaaskopvliegen overvallen hun slachtoffer altijd in de vlucht. Ze houden hem of haar vast met hun legapparaat, waarna ze hun lange dunne legboor in de buik steken van hun prooi en meestal één eitje afzetten. Sommige soorten echter zetten wel tot negen eitjes af! Opvallend is dat ze bijna altijd de werksters uitkiezen. Mannetjes zijn minder vaak de klos en koninginnen zelden. Sicus ferrugineus hieronder is helemaal gespecialiseerd in hommelsoorten. Met dank aan Han Endt voor zijn hulp bij de determinatie.

Een geheel ander gekleurde blaaskopvlieg: Sicus ferrugineus.

7 Heleomyzidae

Dit is een vliegenfamilie zonder Nederlandse naam. Ruud van der Weele is in deze familie gespecialiseerd. Hij schrijft dat deze familie vooral groot geworden is tijdens de ijstijd. Veel soorten tref je dan ook aan in de Poolgebieden, op bergtoppen enzovoorts. Ook in donkere bossen en in grotten tref je de leden van deze familie veelvuldig aan. De soort hieronder komt zeer veel in de Benelux voor en de larve leeft van en in afval, zoals mesthopen en mestvaalten De vlieg tref je veel aan in oude stallen en boerderijen, maar ook in tuinen.

Dit is zeer waarschijnlijk Tephrochlamys rufiventris.

8 Slakkendoders (Sciomyzidae)

Ik weet niet zeker of er een officiële Nederlandse naam bestaat, maar meestal wordt de familie aangeduid met de naam Slakkendoders. Toch is het een familie die erg in de aandacht staat en die laat zien hoe ingewikkeld bepaalde zaken in elkaar kunnen zitten. De larven van een aantal soorten uit deze familie parasiteren op slakken. Zo doden zij onder meer de in tuinen uiterst lastige Wegslakken (Arion spp.) en worden daarom wel gekweekt. De larven parasiteren echter ook op de wijngaardslakken (onder meer Helix spp.) en worden daarom in kwekerijen van escargots bestreden. De één z'n brood is nog steeds de ander z'n dood. De op een strontvlieg lijkende soort linksonder is er zo eentje met twee gezichten. Ook de soort rechtsonder wordt als slakkendoder wel verhandeld. Hier zoeken de vrouwtjes de slakken niet bewust op, maar droppen de eitjes op de grond. Na het uitkomen gaan de jonge larfjes pas op jacht in tamelijk vochtig weer.

De larven van deze vliegen, links zeer waarschijnlijk Tetanocera elata en rechts Coremacera marginata, leven van slakken.

9 Strontvliegen (Scathophagidae, Sepsidae)

Een andere viezerik is de Strontvlieg, die haar eitjes in verse koeienstront legt. Deze soort komt gelukkig nooit vrijwillig ons huis binnen. Er zijn een paar soorten strontvliegen, waarvan de gele de bekendste is. De volwassen vliegen bezoeken vaak bloemen om nectar te zuigen, maar ze vangen ook wel andere insecten die worden leeggezogen. De eitjes zijn voorzien van zijvleugeltjes, zodat ze niet meteen in de verse koeievlaaien verdwijnen. De larven leven van en in de mest. Heel veel vliegen die tot de familie van de strontvliegen behoren leggen hun eitjes helemaal niet in stront, maar mineren bladeren of jagen op andere insectenlarven. Opvallend aan de strontvliegen zijn de voor vliegen erg kleine oogjes.

Links: een goudbehaard mannetje en rechts het veel groenere vrouwtje van de Gele Strontvlieg (Scathophaga stercoraria).

Dat al dat gebanjer in de stront ongezond is blijkt ook hier. Want hoewel meer vliegensoorten getroffen worden door ziektes, is dat bij de Gele Strontvlieg nogal vaak het geval. De dieren lijden soms aan een ziekte die wordt veroorzaakt door een schimmel genaamd Entomophaga. Deze groeit tussen de segmenten in. Als het diertje bijna helemaal door de schimmel is opgeteerd, zorgt deze ervoor dat de vlieg bovenin een grashalm klimt. Daar sterft de vlieg en laat de schimmel zijn sporen los. Parasieten zorgen wel vaker voor afwijkend gedrag bij hun gastheren. Zo gedragen gestylopiseerde bijen zich vaak heel vreemd en kruipen door parasitaire wespjes aangetaste bladluizen bovenop een blad, in plaats van aan de onderkant te zitten.

Gele Strontvlieg (Scathophaga stercoraria) aangetast door de schimmel Entomophaga sp.

De meeste volwassen strontvliegen zijn alleseters. Je vindt ze op bloemen waar ze soms nectar zuigen en soms jagen op andere insecten. Die worden dan met de korte maar krachtige zuigsnuit leeggezogen, zoals rechtsonder is te zien.

Ons nog onbekende strontvlieg, rechts met prooi.

Ook de familie Sepsidae (in het Engels "kleine strontvliegjes" genoemd) zijn strontvliegen, omdat ze hun eitjes ook vaak in stront of ander materiaal in ontbinding afzetten. De familie bestaat uit moeilijk uit elkaar te houden, kleine, meestal glimmend zwarte vliegjes die gemakkelijk te herkennen zijn aan hun ronde kop en mierachtige lichaam. Ze maken daarom een beetje een Mickey Mouse-achtige indruk. De meeste hebben een zwart vlekje in elke vleugel. Die vleugels houden ze heel vaak op de manier zoals je op de foto ziet: half gespreid en half omhoog gericht. Hieronder staat waarschijnlijk het Wenkvliegje, de gewoonste soort in de Benelux, dat herkend is door Pascal, waarvoor dank en lof.

Dit is het kleine Wenkvliegje (Sepsis fulgens), dat veel op Mickey Mouse lijkt.

10 Halmvliegen (Chloropidae)

De familie van de halmvliegen, ook wel grasvliegen genoemd, omvat een aantal sterk op elkaar gelijkende kleine vliegjes. Een halmvlieg is geel-zwart gestreept en alle hebben veel ruimte tussen de ogen. Die ruimte wordt in beslag genomen door de ocelli (hulpogen). De meeste soorten zijn bijna helemaal kaal. Omdat ze allemaal kleiner blijven dan 1 centimeter, vele komen niet verder dan 2 milimeter, zijn ze erg onopvallend. Sommige soorten echter trekken zo nu en dan de aandacht omdat ze zwermen kunnen vormen, die uit duizenden diertjes kunnen bestaan. De larven van de grasvlieg leeft bijna altijd in grasstengels. De foto's hieronder zijn van een voorjaarssoort, vermoedelijk uit het geslacht Chlorops, maar daarvan zijn wij niet zeker.

Geel-zwart vliegje: typisch de kleuren van een halmvliegje (Chlorops sp.?), ook wel grasvliegje genaamd.

11 Sluipvliegen (Tachinidae)

Sluipvliegen lijken soms heel erg op de huisvliegen. Kijk maar naar de soorten hieronder. Toch is er wel een verschil: de sluipvlieg heeft meestal enorm veel haar op zijn lichaam en dat zijn nog lange haren ook. Sluipvliegen leggen hun eitjes in of bij de larven van andere insecten. De sluipvlieglarve eet vervolgens de andere larve op. Er zijn heel veel sluipvliegsoorten (alleen al in de Benelux meer dan driehonderd!) en en elke soort is op bepaalde insectensoorten gespecialiseerd. Eén van de algemeenste sluipvliegsoorten in de Benelux is Tachina fera linksonder. Deze sluipvlieg legt haar eitjes bij de rupsen van diverse vlindersoorten. Als de larven uitkomen (en dat gaat bij veel vliegensoorten heel erg snel) eten de larven de rupsen op.

Links: de meest algemene sluipvlieg in de Benelux: de Woeste Sluipvlieg (Tachina fera). Rechts: Eriothrix rufomaculatus.

Niet alle sluipvliegen zijn zwaar behaard. In tegendeel: de vlieg hieronder lijkt wel volkomen onbehaard. Hij behoort tot een groep van weinig behaarde tot onbehaarde sluipvliegen. Deze soort legt haar eitjes op wantsen. In bijna geheel Nederland is dit de enige Gymnosoma-soort die je kunt tegenkomen. Alleen in Zuid-Limburg kun je nog een tweede soort tegen het lijf lopen. Daar levert de determinatie van met name de mannetjes dan ook grote problemen op.

Gymnosoma nudifrons eet als larve wantsen. Links het mannetje, rechts het vrouwtje.

De Wantssluipvlieg hieronder is in juli 2002 voor het eerst in onze tuin gezien. Het is een erg opvallende vlieg, met zeer zwaar getekende vleugels. En dat is opmerkelijk: de meeste sluipvliegen hebben ongetekende vleugels. Overigens hebben alleen de mannetjes een tekening op de vleugel. De vrouwtjes hebben ongetekende vleugels die bovendien wat smaller zijn. Deze sluipvlieg parasiteert schildwantsen. Het vrouwtje legt haar eieren direct in het slachtoffer. Met een lengte van 12 tot 15 mm een redelijk grote verschijning in de tuin.

Deze mooie sluipvlieg, de Wantssluipvlieg (Phasia hemiptera), legt haar eitjes vooral in schildwantsen. Links een mannetje, rechts een vrouwtje.

Het heeft geduurd tot de slechte zomer van 2004 voordat hij in onze tuin opdook: één van de allergrootste vliegen van West Europa: de Stekelsluipvlieg, linksonder. Je herkent hem meteen aan het geheel zwarte lijf met de oranje kop. Zwaar zwart behaard maakt hij een hommelachtige indruk, maar met een lengte van 15 tot 21 mm kan hij zelfs nog groter worden dan onze grootste hommels. Hij lijkt wel wat op de Schorsvlieg, maar heeft een geheel oranje kop, is behaard en natuurlijk veel groter. Zo'n grote sluipvlieg heeft natuurlijk ook een grote gastheer nodig. En dat klopt: de soort parasiteert vooral op de dikke, harige rupsen van spinners, een familie van tamelijk forse, uilachtige nachtvlinders. Als je hem ooit eenmaal gezien hebt, zul je hem nooit meer vergeten. Rechtsonder één van de meest voorkomende sluipvliegen. Hij is echter niet gemakkelijk te herkennen. Zo heeft hij geen dik, rond achterlijf, maar een lang en slank lichaam. En de tekening lijkt zeer sterk op die van de dambordvliegen en daar zal hij dan ook vaak voor worden aangezien. De larven leven op de rupsen van nachtvlinders. De gastheren zijn vooral rupsen van spanners, maar soms ook de rupsen van uiltjes. De vlieg concentreert zich op de rupsen van soorten die in najaar, winter of voorjaar vliegen, zoals de najaarsspanner, de perentak en de kleine wintervlinder. De volwassen vliegen zijn te zien van eind maart tot midden juni. Er is maar één generatie per jaar.

foto van de Stekelsluipvlieg foto van Phorocera obscura

Links: één van de grootste vliegen in West-Europa, deze tot 21 mm lange Stekelsluipvlieg (Tachina grossa). Rechts de meestal voor een dambordvlieg gehouden Phorocera obscura.

De Groene Sluipvlieg linksonder lijkt sprekend op de Groene Vleesvlieg. Toch kun je het verschil wel zien. Maar dan moet je wel dichtbij komen. De Groene Sluipvlieg is namelijk zwaar behaard. En dat zijn heel harde haren. Bijna alle sluipvliegen hebben van die lange en harde haren. De Groene Vleesvlieg is bijna onbehaard. De Groene Sluipvlieglarven leven van de rupsen van diverse nachtvlinders, terwijl de larven van de Groene Vleesvlieg aaseters zijn. In het geslacht Siphona vinden we een aantal kleine, grijze soorten die van foto's maar met moeite op naam zijn te brengen. De soort op de foto rechtsonder is buitengewoon nuttig, want hij heeft het vooral voorzien op emelten, de larven van langpootmuggen. Eén emelt kan tientallen larven van deze sluipvlieg bevatten!

foto van Siphona geniculata

Links: de Groene Sluipvlieg (Gymnocheta viridis) is sterk behaard. Rechts: erg groot is hij niet, maar wel erg nuttig in de tuin: Siphona geniculata, een emeltenverdelger.

12 Pissebedvliegen (Rhinophoridae)

De pissebedvliegen gedragen zich als sluipvliegen, maar ze zijn iets anders gebouwd en ook de vleugeladering is anders. Het is een kleine familie met bij ons maar zo'n 6 soorten. De larven leven vooral parasitair op pissebedden, maar ook wel op kevers en slakken. Behalve in uiterlijk is er ook een verschil in gedrag: de sluipvliegen leggen hun eieren op of zelfs in de gastheer. De pissebedvliegen leggen hun eieren in de buurt van pissebedden. Als de larven uitkomen, moeten ze zelf op zoek naar een gastheer. De soort hieronder is 's zomers zeer gewoon in de tuin en de larven parasiteren vooral op de ruwe pissebed. Meestal zijn er twee generaties per jaar. De larven eten de pissebed geheel van binnenuit op, totdat alleen het uitwendige skelet overblijft. Binnen dit skelet overwintert de larve.

foto van een pissebedvlieg

Waarschijnlijk de meest algemene pissebedvlieg, deze Rhinophora lepida, waarvan de larven vooral ruwe pissebedden tot gastheer hebben.



Line
        © Copyright 1998-2024 gardensafari.net (Hania Berdys)