Dicranopalpus ramosus
Dicranopalpus ramosus is een zeer gemakkelijk te herkennen hooiwagen, vooral in rust. Het dier zit dan plat op de ondergrond (vaak een muur, schutting of boomstam). Alle poten worden parallel aan elkaar volledig naar de zijkant uitgestrekt. De zeer grote en gevorkte palpen worden recht naar voren gestoken. En zo kan het dier de gehele dag roerloos doorbrengen. Ook als het dier loopt vallen die enorme gevorkte palpen op. Het lijkt dan zelfs of het dier 10 in plaats van 8 poten heeft. De soort is grijzig tot grijsbruin gekleurd. Bij ons is dit de enige hooiwagen met gevorkte palpen. In de Alpen komt echter nog een tweede soort met gevorkte palpen voor: de nauw verwante Dicranopalpus gasteinensis. Vrouwtjes bereiken een lichaamslengte van 4 tot 6mm, mannetjes blijven met een lengte van 3 tot 4mm kleiner.
Dicranopalpus ramosus is in 1904 in Marokko ontdekt en kwam toen in Europa niet voor. Daarna heeft hij een opmars gemaakt richting het noorden. In 1948 werd de soort in Portugal vastgesteld. Reeds in 1957 volgde Groot Brittannië. De opmars ging verder via het westen en noord-westen. In Spanje werd het diertje vastgesteld in 1965, waarna Frankrijk volgde in 1969. In 1994 werd Nederland bereikt. Toch duurde het nog tot 2004 voordat Duitsland werd bereikt. Maar de opmars in noordelijke richting (Schotland werd rond 2000 bereikt) en oostelijke richting gaat ongetwijfeld nog wel even door! De opmars lijkt dus sterk op die van de rode hooiwagen, maar gaat wel veel langzamer.
Dicranopalpus ramosus is ondertussen in de gehele Benelux een gewone soort. Daar moet natuurlijk wel aan worden toegevoegd, dat de soort door de merkwaardige rusthouding door iedereen gemakkelijk herkend kan worden. Hij kan dus veel beter in de gaten worden gehouden dan veel van de andere, vaak veel moeilijker te herkennen soorten. Overigens een tamelijk late soort: volwassen dieren zien we pas opduiken in augustus. Ze kunnen onder gunstige omstandigheden te zien zijn tot in november.