|
||||
|
||||
[Alle foto's hier zijn thumbnails. Klik op een thumbnail om de foto's in groter formaat te tonen.] Lieveheersbeestjes (Coccinellidae) De lieveheersbeestjes (of kapoentjes) vormen een gemakkelijk te herkennen familie van kevertjes: tamelijk rond en bol, vrij klein en meestal rood met zwart of omgekeerd. Ze behoren tot de meest geliefde insecten. We hebben ze allemaal wel gevangen, op de hand gezet en de vingers omhoog gehouden. De kevertjes zoeken dan het hoogste punt op, jouw vingertop, en zodra ze die hebben gevonden, vliegen ze weg. Blijkbaar hebben lieveheersbeestjes de mensen overal in Europa altijd ontroerd, want er ziet bijna altijd iets Christelijks in hun naam: lieveheersbeestje bij ons, Marienkäfer (Mariakevers) bij de Duitsers en Lady Bugs (lievevrouwekevers) bij de Engelsen. Er bestaan meer soorten dan de meeste mensen denken. De meeste zijn gemakkelijk te herkennen door het aantal stippen of vlekken te tellen. Die stippen zeggen niets over de leeftijd van het beestje (ze worden zelden ouder dan één jaar), maar vaak wel over de soort. Toch moet je oppassen, want de meest voorkomende soorten, de Tweestip en de Tienstip zijn heel erg variabel en lijken soms sprekend op andere soorten. Zo is de Tweestip meestal rood met twee zwarte stippen, maar dat kunnen er ook meer zijn. En hij kan ook zwart zijn met twee, vier of zes rode stippen! Lieveheersbeestjes hebben allemaal kleuren die in de natuur gelden als waarschuwingskleuren (rood of geel met zwart). Vogels eten ook nooit een lieveheersbeestje, want ze smaken heel erg vies en zijn licht giftig. Als ze zich bedreigd voelen, scheiden veel soorten een oranjegeel, vies en onwelriekend goedje af, dat de meeste rovers op flinke afstand houdt. We hebben de lieveheersbeestjes op deze pagina opgedeeld in drie groepen: bladluiseters, schimmelvreters en planteneters. De bladluiseters zijn allemaal rood met zwart of omgekeerd en uiterst nuttig in de tuin. Er zijn zelfs soorten geïnteresseerd in schildluis. De schimmelvreters zijn meestal geel of oranje. Sommige, vooral de meeldauweters, zijn schadelijk in de tuin, omdat ze de schimmel van plant tot plant kunnen verspreiden. De planteneters zijn erg schaars: de groep bestaat maar uit een paar soorten. Inhoud: 1 bladluiseters, 2 schimmeleters, 3 planteneters. In de Benelux is het Zevenstippelig Lieveheersbeestje, vaak kortweg Zevenstippel of Zevenstip genoemd, de meest voorkomende soort. Hij is gemakkelijk te herkennen, want op de dekschilden zie je altijd zeven duidelijke zwarte vlekken. De zevende vlek zit op beide dekschilden en vlak ervoor zitten kleine bijna driehoekige witte vlekken. Het halsschild is zwart met witte vlekken aan de voorrand. Hoewel ze veel bladluizen eten, zien ze die niet: ze moeten er toevallig tegen aan lopen om aan voedsel te komen. De kevers zie je het meest van maart tot november, maar zijn soms ook midden in de winter actief. De soort heeft de typische lieveheersbeestje-afmetingen, want hij wordt zo'n 6 tot 8 mm. lang. De larven zijn blauwig met wat roze vlekken. Je komt ze in de zomer veel tegen in de buurt van bladluiskolonies, waar ze de ene naar de andere bladluis opeten. Maar als ze de kans krijgen eten ze ook wel andere kleine insecten. Soms zie je mieren die proberen de larven te verjagen. Deze soort wordt tegenwoordig gekweekt voor de biologische landbouw als antibladluismiddel. Twee mooie foto's van het Zevenstippelig Lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata). Het Tweestippelig Lieveheersbeestje hieronder, meestal Tweestippel of Tweestip genoemd, is één van de meest variabele lieveheersbeestjes. Hij komt in heel veel kleuren voor en met twee, maar ook wel met meer stippen en die stippen kunnen ook nogeens in elkaar overlopen. Soms is dit dus één van de lastigst te herkennen soorten. In het barre noorden van Europa zijn de meeste zelfs geheel zwart. Die kleur neemt gemakkelijker warmte op en dat zou dan ook de verklaring zijn voor dit verschijnsel. Het is al net zo'n gewone soort in de Benelux als de zevenstip hierboven en zowel de volwassen kever als de larve zijn verzot op bladluis. Met een maximale lengte van bijna 6 mm is deze soort veel kleiner dan de Zevenstip hierboven. De volwassen kevers overwinteren en kunnen dan ook in garages, kelders, zolders en nissen aangetroffen worden. Soms vind je ze zelfs in woon- of slaapkamers, maar door de hoge temperatuur en de geringe luchtvochtigheid gaan ze daar snel dood. Dit is het meest gekweekte lieveheersbeestje, waarvan de eieren en larven ook op het web kunnen worden gekocht. Dit is het Tweestippelige Lieveheersbeestje (Adalia bipunctata). Het Tienstippelig Lieveheersbeestje is zo mogelijk nog variabeler dan de Tweestippel. Hij is ongeveer even groot (4 tot 5 mm), maar kan een lastpost zijn om te determineren. Soms zit er midden vooraan op de naad van de dekschilden nog een zwart stipje, zodat je elf in plaats van tien stippen telt. Op de foto's hieronder ook een veelvoorkomende variant: de achterste stippen zijn nagenoeg verdwenen, zodat je maar acht stippen telt. Deze soort kleurt heel langzaam uit. Rode exemplaren zie je niet eens zo heel veel, de meeste zijn zeer lichtbruin tot vuilrood. En er zijn ook bruine exemplaren met roomgele vlekken. Tenslotte zijn er nog melanistische dieren: rood en zwart lijken hierbij omgekeerd. Ondanks al die variaties zijn ze vaak toch wel goed te herkennen: het halsschild is namelijk altijd wit, met vier zwarte vlekken min of meer in een cirkel rond een centrale vijfde zwarte vlek. Alleen de melanistische exemplaren houden zich niet aan deze regel. De kever is in de Benelux vrij algemeen, maar in onze tuin tot dusverre een zeldzaamheid, zodat we maar twee varianten op de foto hebben kunnen zetten. Het Tienstippelig Lieveheersbeestje (Adalia decempunctata) is nauw verwant aan de Tweestippel hierboven en al even variabel. Het beestje hieronder, waarvan wij lang dachten dat het een variant was van het Tweestippelig Lieveheersbeestje, blijkt het Viervleklieveheersbeestje te zijn. Dank aan Bertin Boertjes! Ook deze soort is nogal variabel. Meestal zie je er eentje die lijkt op het dier op de foto hieronder, maar de achterste vlekken kunnen ook geel zijn en er zijn zelfs exemplaren gevonden die helemaal geel waren! Van alle lieveheersbeestjes is deze het meest kogelrond. Ook is de soort gemakkelijk te herkennen aan de enigszins opgekrulde randen van de dekschilden. Meestal ziet hij eruit als op de foto linksonder. Maar ook het diertje rechtsonder is een Viervlek. Om de soort te zien moet je dennen in of in de buurt van je tuin hebben, want de larven leven vrijwel uitsluitend op naaldbomen waar ze niet alleen bladluizen eten, maar ook schildluizen. Omdat de soort zo afhankelijk is van naaldbomen, zul je hem waarschijnlijk in de meeste tuinen niet tegenkomen. Met een lengte van zo'n 3 tot 5 mm. is dit één van de kleinere lieveheersbeestjes. Overigens heette hij wetenschappelijk tot onlangs Exochomus quadripustulatus. Onder die naam vind je hem nog in veel boekjes en websites. Het aan naaldbomen gebonden Viervleklieveheersbeestje (Brumus quadripustulatus) is ook al behoorlijk variabel. Het Roomvleklieveheersbeestje hieronder behoort ook tot de gewone soorten. Toch wordt hij wat minder vaak gezien, omdat hij graag hoog in bomen woont. Komt echter ook wel op struiken en in tuinplanten voor. Je ziet ze van april tot in oktober. Kan in de herfst veel gezien worden, als hij met het blad naar beneden is gevallen. Het stippelpatroon is opvallend en niet erg variabel. Op elk dekschild zitten zeven stippels: ééntje vooraan, gevolgd door drie min of meer in een rechte lijn, daarachter nog weer twee stippels en een eenling besluit het patroon. Qua grootte is dit wel een variabel lieveheersbeestje, want de lengte kan variëren van 4 tot 6 mm. Ook dit is op zich een nuttige soort, want zowel de kevers als de larven eten bladluizen en bladvlooien. De wetenschappelijke naam wordt ook vaak afgekort tot Calvia 14-guttata. Door zijn levenswijze hoog in bomen een wat minder vaak gezien, maar zeer veel voorkomende soort: het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata).
Hieronder één van die lieveheersbeestjes waarbij de vlekken een vierkante vorm hebben. Hij heet het Veertienstippelig Lieveheersbeestje, maar vaak zijn een paar vlekken samengevloeid tot een wat groter, meestal hoekig geheel. Omdat ook de basiskleur sterk variabel is, soms wittig, soms vaal geel en soms heldergeel, is dit een behoorlijk variabel beestje. Ook het aantal zwarte uitlopers op het halsschild varieert, maar meestal is het wit van kleur. Met een lengte van 4 tot 6 mm een redelijk grotere soort. Vooral langs bosranden en in weilanden een gewone soort. De larven eten uitsluitend bladluizen. Een volwassen kever kan wel 2 jaar oud worden. De wetenschappelijke naam wordt ook wel geschreven als Propylea 14-punctata. Het Veertienstippelig Lieveheersbeestje (Propylea quatordecimpunctata) kan wel 2 jaar oud worden. Ook dit is een zeer variabele soort. In 1996 is het Veertienstippelig Lieveheersbeestje voor het eerst gezien in een aardappelveld in de Verenigde Staten. Daar zijn ze er niet zo blij mee, want het diertje plant zich snel voort, net als het Aziatische Lieveheersbeestje dat een jaar eerder Amerika bereikte. Men is bang dat deze twee soorten zich zullen handhaven ten koste van inheemse soorten. Eenzelfde angst leeft bij ons ten aanzien van het Aziatische Lieveheersbeestje ook. De larve van de Veertienstippel is nou niet echt een schoonheid. Toch herken je meteen de typische lieveheersbeestjesvorm. Zoals de meeste larven van lieveheersbeestjes is ook deze erg actief, kan goed lopen en erg mobiel. Deze larven kun je in de handel kopen, want ze worden gebruikt voor bladluisbestrijding in diverse gewassen. Op de foto een nog erg jong exemplaar. De larve van het Veertienstippelige Lieveheersbeestje (Propylea quatordecimpunctata) wordt in de landbouw ingezet tegen bladluizen. De Nederlandse naam veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje verraadt al twee belangrijke punten: het diertje komt oorspronkelijk niet in Nederland voor, maar komt uit Azië en het is een variabel diertje. Beide feiten kloppen. Het diertje is ooit uit Azië naar ons toegehaald om op biologische wijze bladluizen te bestrijden in kassen. Het beestje is uiteraard ook in de vrije natuur terechtgekomen en kan zich daar prima handhaven. Voor het eerst gezien in het wild in België in 2001. In 2002 volgde Duitsland en in 2003 Nederland en Frankrijk. In 2005 ook in het wild opgedoken in Engeland. En de soort koloniseert razendsnel. Men is bang voor schade aan de eigen keverstand. De diertjes zijn ook als larve zeer vraatzuchtig en bij gebrek aan bladluizen eten ze zelfs de larven van andere lieveheersbeestjes op. De volwassen kevers zijn zeer variabel. Soms lijken ze heel erg op het tienstippelig lieveheersbeestje, rood met zwarte stippen. Maar ook kan hij geheel zwart zijn met rode, gele of witte vlekken. Hij lijkt dan heel veel op het tweestippelige lieveheersbeestje of het viervleklieveheersbeestje. De witte vlekken van het halsschild zijn bij het Aziatische lieveheersbeestje altijd zover uitgestrekt dat de zijranden helemaal wit zijn. Bij de 7-stip en ook het oogvleklieveheersbeestje zijn alleen de voorhoeken van het halsschild wit. In het voorjaar van 2006 dook onderstaande larve op in onze tuin. Dat was de eerste larve die we hebben gezien. In het najaar van hetzelfde jaar echter zwermden niet minder dan 15 volwassen diertjes rond in de tuin. Dus ook in onze tuin heeft deze exoot duidelijk voet aan de grond gekregen. Het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) is één van de laatste nieuwe soorten in onze streken. 2 Schimmeletende Lieveheersbeestjes Het lieveheersbeestje hieronder wordt het Meeldauwlieveheersbeestje genoemd. De soort is erg gebonden aan loofbos en komt in de Hollandse en Vlaamse polders niet veel voor. Zowel de larven als de volwassen dieren eten meeldauw. De beestjes zijn opvallend oranje met roomwitte vlekken (bijna altijd 16 in totaal). De soort tref je in vrijwel geheel Europa aan, maar is overal redelijk zeldzaam. Vooral in bosrijk gebied te vinden, dit Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata). Het oranje lieveheersbeestje hieronder heet tienvleklieveheersbeestje. Met een lengte van zo'n 6,5 mm een typisch lieveheersbeestje, dat echter veel zeldzamer is dan de vorige soorten en in veel tuinen zal ontbreken. Het meest vind je hem in of bij de linde, de enige boomsoort waarop de larven leven. De volwassen kever (het imago) is niet afhankelijk van de linde en duikt daarom soms in de tuin op. In tegenstelling tot de meeste soorten die zwart zijn aan de onderkant is deze soort ook aan de onderkant oranjegelig. Een ander groot verschil met het Meeldauwlieveheersbeestjes is het aantal witte vlekken op de dekschilden: het zijn er maar tien. Daarnaast is het oranje meestal van een wat donkerder schakering. Ook deze soort is in de Benelux vrij zeldzaam, maar komt de laatste jaren steeds vaker voor en is thans in het gehele land gevonden. In de jaren '60 van de vorige eeuw alleen bekend uit België en Nederlands Limburg. Dit is het wat minder algemeen voorkomende tienvleklieveheersbeestje (Calvia decemguttata). Opvallend citroengeel en met liefst 22 punten kruipt in heel veel tuinen het Citroenlieveheersbeestje rond. Omdat de lengte meestal rond de 4 mm. ligt is dit een tamelijk kleine soort. Het kevertje staat bekend als het meest "schadelijke" lieveheersbeestje, omdat hij zich vaak verplaatst van plant naar plant en daarmee een meeldauwinfectie snel kan overbrengen op voor zijn komst nog onaangetaste planten. Ook de larve eet meeldauwschimmels, maar hij is omdat hij zich nauwelijks van plant tot plant verplaatst veel minder schadelijk. Het Citroenlieveheersbeestjes overwintert als volwassen kever en vaak in groepen. Wordt in de tuin veel overwinterend gevonden onder bloembakken en -potten, losliggende planken enzovoorts. De wetenschappelijke naam wordt ook wel voluit geschreven: Thea vingtiduopunctata. Ook wordt de oude naam Psyllobora 22-punctata nog wel eens gebruikt. Overigens heb ik de ervaring opgedaan dat het mannetje een wit halsschildje heeft. Maar of dat altijd zo is, durf ik niet te beweren. Het veel voorkomende Citroenlieveheersbeestje (Thea 22-punctata). Links een vrouwtje, rechts een mannetje met een wit halsschildje. De larven van het Citroenlieveheersbeestje zijn gemakkelijk te herkennen, want ze hebben precies dezelfde kleuren als de volwassen dieren en zijn dus citroengeel met zwarte vlekken. Als je in juli of augustus door meeldauw aangetaste planten ziet waarop het Citroenlieveheersbeestje rondloopt, kijk dan maar eens goed uit naar de larven, want die zijn er dan beslist ook. Vooral als het mooi weer is doen ze vaak weinig moeite zich te verstoppen en lopen ook aan de bovenkant van het blad rond. Zeker vergeleken met vliegenmaden en dergelijke zijn ze zeer beweeglijk en actief, zoals bijna alle lieveheersbeestjelarven. De larven van het Citroenlieveheersbeestje (Thea 22-punctata) zijn net zo geel met zwart als de volwassen kevertjes. Er zijn maar een paar soorten lieveheersbeestjes die planten eten. Het meest zie je het 24-stippelig lieveheersbeestje hieronder. Met een lengte van zo'n 3 mm is het tevens een van de kleinste soorten. Hij ziet er uit als het standaard lieveheersbeestje: rood met zwarte vlekken, maar is heel erg variabel. De zwarte vlekken zitten weliswaar altijd op dezelfde plek, maar soms zijn het niet meer dan heel erg kleine stipjes en soms zijn ze zo groot, dat ze in elkaar overlopen en het dier zo op het eerste gezicht veel minder vlekken heeft dan de 24 die hij zou moeten hebben. De soort komt heel veel voor, maar vroeger nog veel meer. Zowel de larven als de volwassen dieren eten namelijk graag klaver. Die plant werd vroeger veel geteeld als veevoer en voor de bijzondere honing. Het 24-stippelige lieveheersbeestje kon soms hele klavervelden kaal eten. Het is niet alleen een afwijkend lieveheersbeestje omdat het een planteneter is, je kunt er ook niet echt mee spelen. Hij kan weliswaar snel naar je vingertop rennen, maar vliegt daar bijna nooit weg. Dat komt omdat de meeste diertjes geen vleugels hebben en dus niet kunnen vliegen. Een andere bijzonderheid is dat het dier lang niet zo mooi glanst als de meeste andere lieveheersbeestjes, omdat hij helemaal bedekt is met zeer korte haartjes. En dat maakt dat hij er erg dof uitziet. Een niet erg gewone soort in geheel Europa. Bovendien wordt hij vaak over het hoofd gezien, omdat hij zo vreselijk klein is. In Nederland vrij zeldzaam. De wetenschappelijke naam wordt voluit geschreven als Subcoccinella vigintiquattuorpunctata. Een tamelijk zeldzame en erg kleine soort: het 24-stippelig Lieveheersbeestje (Subcoccinella 24-punctata). Zoals je ziet valt het nog niet mee om lieveheersbeestjes op naam te brengen. Is het je met onze site nog niet gelukt? Probeer dan eens een echt gestippelde site: stippen.nl. Daarop staan niet minder dan 35 in Nederland voorkomende lieveheersbeestjes! |
||||
© Copyright 1998-2024 gardensafari.net (Hania Berdys) |
||||