|
||||
|
||||
[Alle foto's hier zijn thumbnails. Klik op een thumbnail om de foto's in groter formaat te tonen.] Overige kleine kevers en torren (Diverse families) Op deze pagina een bonte verzameling van kleinere kevers, waarvan de meeste tot een eigen familie behoren. Van enige onderlinge verwantschap is dan ook geen sprake. De kortschildkevers zijn daarvan het gemakkelijkst te herkennen: ze hebben heel korte schilden en doen vaak aan oorwurmen denken, maar dan zonder de oorwurmtangen aan het achterlijf. Er komen in West-Europa niet minder dan 1000 soorten voor! Vele daarvan zijn erg klein en lijken sprekend op elkaar. Alleen echte experts kunnen ze uit elkaar houden. De Mordellidae zijn een familie van zeer kleine kevertjes die te herkennen zijn aan het achterlijf dat zeer spits toeloopt. De larven van de houtwurmen leven in dood en levend hout en kunnen enorm schadelijk zijn. Spektorren lijken qua vorm veel op lieveheersbeestjes, maar dan kleiner en vaak in grijze en bruine kleuren. Een aantal soorten zijn erg schadelijk in graansilo's en dergelijke, vandaar dat ze ook wel voorraadkevers worden genoemd. Inhoud: 1 kortschildkevers, 2 mordellidae, 3 spektorren, 4 houtwormen, 5 prachtkevers, 6 diefkevers. 1 Kortschildkevers (Staphilinidae) Er komen in Nederland en Vlaanderen een groot aantal kortschildkevers voor. Het is zelfs de grootste kevergroep in de Benelux. Zoals de naam al zegt hebben deze kevers korte schilden. De vleugels vouwen ze onder die korte schilden op, net als bijvoorbeeld de oorwurmen, hoewel er ook soorten zijn die niet meer kunnen vliegen. Verreweg de meeste soorten zijn heel erg klein, maar er zijn ook een paar soorten die groot zijn en zich bovendien opvallend gedragen. De bekendste is wel de Stinkende Kortschild. Dat is een gewone soort van tuin en bos, die ook nog wel eens per ongeluk binnenshuis belandt. Hij zorgt nog wel eens voor paniekachtige toestanden, want als je op hem afgaat richt hij zijn kop naar je toe en kromt hij zijn achterlijf omhoog. In die positie doet hij sterk aan een klein schorpioentje denken. Het is zijn verdedigingspositie. Hij is er helemaal klaar voor. De kaken van deze kever zijn zo sterk dat ze de menselijke huid kunnen doorboren. En hij heeft flinke kaken, waarmee hij zich goed kan vastbijten. De pijn valt nog wel mee, maar het is een hele toer om het dier los te krijgen. Op het naar jou toegekromde achterlijf zitten bovendien nog twee klieren waarmee een stinkend goedje in de rondte kan worden gespoten. Kortom: je bent er mooi klaar mee. In de tuin een zeer nuttig dier, want hij eet vooral slakken. Met een lengte tot 33 mm. de grootste kortschildkever van Europa. In de Benelux een veel voorkomende soort. De grootste kortschildkever, de Stinkende Kortschild (Staphylinus olens), heeft een bepaald buitenaardse kop. Er zijn maar een handjevol grote kortschildkevers. De meerderheid is klein, vele zijn minder dan 1 centimeter en een zeer grote groep is zelfs kleiner dan 5 mm. Veel kortschildkevers zijn rovers. De grotere soorten jagen op slakken, pissebedden en larven van andere insecten. De kleinere soorten jagen op springstaarten en ander klein grut. Veel kortschilden leven in koeienmest, paardenvijgen en kadavers. De mooie kortschildkever hieronder is volgens Guido Bonamie een Philonthus sp. Boris Büche is het daarmee eens. Van foto's is het onmogelijk de exacte soort te bepalen. Ook Philonthus-soorten tref je veel aan in de tuin. Dit is een kortschild uit het geslacht Philonthus. In onze tuin zien we regelmatig de kortschild hieronder, die dankzij Arie M. den Toom tegenwoordig met een naam door het leven gaat. Een wetenschappelijke naam tenminste, van een Nederlandse is ons niets bekend. Het diertje heeft rode dekschilden en een zilverkleurige beharing op het achterlijf. Overigens denkt Guido Bonamie aan een andere soort en wel Staphylinus caesareus. De grootte van het beestje klopt met zijn idee, zo'n 1,5 centimeter, maar de kleur van de beharing op het achterlijf niet, want volgens de boekjes heeft S. caesareus goudkleurige haren.. Gelukkig kon vervolgens Boris Büche het probleem oplossen. Dit is Platydracus stercorarius (vroeger ook wel Staphylinus stercorarius genoemd), een zeer veel voorkomende kleine kortschildkever. Over een gewone Nederlandse naam is ons helaas niets bekend. Deze kortschild gaat gebukt onder de naam Platydracus stercorarius. Tot de zeer lastig te herkennen kortschildkevers behoren de Xantholinus-soorten. De meeste zijn klein en geheel zwart. Hieronder staan er twee. Van deze foto's is niet precies te zeggen welke soort(en) het betreft, dus kunnen we ook niet veel zinnigs zeggen over leefwijze etc. Twee van de vele kleine Xantholinus-soorten, die van foto's alleen bijna niet op naam zijn te brengen. En helaas zijn er nog veel meer van dit soort kleine kortschildjes die van foto's niet op naam te brengen zijn, zoals het kleine gastje hieronder. De korte dekschilden zijn in dit geval roodbruin en de vliezige vleugels daaronder zijn nog net te zien. We hebben geen idee welke soort het hier betreft. Nog een kortschildkever die ik niet op naam kunnen brengen. De spartelkevers zijn allemaal heel erg kleine kevertjes, waarvan het lijfje uitloopt in een scherpe punt. Omdat Guido de familie kon benoemen, kon ik achter de soort komen: het Viltbandkevertje. En die naam werd bevestigd door Hans van Duijnhoven en staat daarmee wel zo'n beetje vast. Je kunt het kevertje heel vaak op bloemen aantreffen, ook in je eigen tuin. De viltachtige banden over de schildjes kunnen allerlei kleuren hebben: grijs, geel of bruinig. Staat ook bekend onder de wetenschappelijke naam Mordella fasciata. Klein, opvallend 'puntig' kevertje, dat vernoemd is naar zijn viltige bandjes: het Viltbandkevertje (Variimorda villosa).
Deze keverfamilie bestaat uit heel veel tamelijke kleine keversoorten, waarvan vele zeer berucht zijn. De larven van sommige soorten leven in grote aantallen in graansilo's en dergelijke en kunnen in zeer korte tijd de goederen totaal bederven. De larven van verschillende andere soorten, zoals de Museumkever, leven van dode insecten en niet alleen die in de natuur. Ook de collecties van verzamelaars worden graag opgepeuzeld. Nog zo'n lekkere jongen is de Tapijtkever. Zijn larve eet allerlei tapijten van natuurlijke stoffen. Overigens leven de dieren in de natuur ook van dat materiaal: haar van dode dieren, vogelnesten en dergelijke en gedragen zich dus net als de kledingmotten. De larven zijn niet alleen heel klein, maar ook nog eens zeer merkwaardig van vorm. De zeer merkwaardige larves van ons onbekende spektorren, waarschijnlijk uit het geslacht Anthrenus. Overigens zijn er heel veel soorten spektorren en de meeste zijn niet schadelijk! De kevers zelf leven van nektar dat ze op bloemen verzamelen. Je moet wel goed kijken om ze te zien, want de diertjes zijn slechts 1 tot 4 mm! Het op naam brengen is overigens moeilijk, omdat de soorten niet alleen vaak sterk op elkaar gelijken, ze zijn ook nog eens erg variabel. De identificatie van de soort hieronder is dan ook niet helemaal zeker. Een verwant van de Museumkever is deze (vermoedelijke) Anthrenus pimpinellae. Hieronder de beruchte Gewone Tapijtkever. Het is een zeer klein kevertje (slechts 1 tot 3 mm lang) met op de dekschilden een variabel patroon van witte en gelige vlekjes of bandjes. De kever is het gehele jaar aan te treffen, zowel binnenshuis als buitenshuis. Is met leer en textiel thans over de gehele wereld verspreid. De volwassen kevers zie je 's zomers heel veel op bloemen, 's winters heel vaak binnenshuis waar ze overwinteren. De larven leven van allerlei dood dierlijk materiaal: wol, leer en veren bijvoorbeeld en zijn in de vrije natuur vooral te vinden in oude wespennesten en verlaten vogelnesten. Binnenshuis worden vaak tapijten aangetast, maar ook veren en textiel. Het liefst eten de larven dode insecten. Ze kunnen dan ook insectencollecties volledig verwoesten. Wordt daarom in het Engels ook wel Museumkever genoemd. Overigens hoef je bij het zien van enkele dieren binnenshuis in de winter niet direct alarm te slaan. Meestal zijn dit overwinterende dieren die in het voorjaar naar buiten trekken. Duiken er echter heel veel op, bijvoorbeeld in een kast, dan moet je waarschijnlijk actie ondernemen. Benader dan een erkende bestrijder. Dit kleine variabele kevertje kan binnenshuis uitgroeien tot een plaag: de Gewone Tapijtkever (Anthrenus verbasci) Hieronder een wat minder algemene kever: Megatoma undata. Het is een mannetje en dat zie je aan de tekening: de witte vlekjes zijn bij de vrouwtjes veel minder duidelijk. Ook hebben vrouwtjes kortere en minder dikke antennes dan de mannetjes. De larven leven van dood materiaal, meestal van de lijkjes van kleine ongewervelden. Verder is er maar weinig over hem te vinden op het net. Volgens sommige sites is het een soort van voornamelijk oudere bossen. Andere sites zeggen dat hij veel in nesten van vleermuizen voorkomt. Hij wordt ook niet zo erg vaak gevonden. Staat zowel in Duitsland als in Engeland op de Rode Lijst. Omdat het beestje een merkwaardige en verborgen levenswijze heeft is onduidelijk in hoeverre hij echt zeldzaam is. Er is eigenlijk maar weinig zeker over de status van deze Megatoma undata. Houtwormen of houtwurmen kent iedereen van naam, maar er zijn niet zoveel mensen die zo ook echt hebben gezien. De familie wordt ook wel kloppertjes of klopkevers genoemd. Van veel soorten maken de volwassen mannetjes klopgeluiden om de vrouwtjes te lokken. De larven van veel soorten leven in dood hout. Sommige soorten, zoals het Doodskloppertje vinden we heel veel in droog hout: oude balken, spanten, planken en vooral meubels. De Bonte Klopkever heeft het veel meer gemunt op vochtig hout en komt ook in nog levend hout voor. Beide soorten kunnen een enorme schade aanrichten, net als de larven van de boktor. Er is wel een verschil: de activiteiten van de houtwormen zijn te zien, die van de larven van de boktor niet, zodat het bij ontdekking van de laatste soort al te laat kan zijn. De boktor blijft zijn leven lang onder het houtoppervlak. En omdat dat leven nogal lang kan duren (tot wel 12 jaar bij sommige soorten) kan er heel veel schade zijn aangericht, voordat je het grote uitvlieggat in de gaten krijgt. De houtworm veroorzaakt (vaak talrijke) kleine gaatjes en onder aangetast hout vinden we altijd houtmolm, tot poeder verworden houtvezeltjes. Hedobia imperialis linksonder vinden we niet zo gauw binnenshuis. Buiten vreten de larven door schimmels aangetaste loofbomen en dan vooral beuken aan. Het is in nagenoeg geheel Europa een gewone soort, die ook wel aangeduid wordt met de wetenschappelijke naam Ptinomorphus imperialis. Rechts de nogal zeldzame en bedreigde Anobium denticolle. Twee van de vele houtwormsoorten: links de gewone Hedobia imperialis, rechts de veel zeldzamere Anobium denticolle. Prachtkevers behoren zoals de naam al aangeeft tot de mooiste kevers ter wereld. Toch kunnen we er bij ons maar weinig van genieten. Dat komt omdat het een vooral tropische familie betreft, waarvan bij ons maar zo'n 30 soorten voorkomen. En die zijn meestal klein en vele zijn helemaal niet zo opvallend mooi als de grotere soortgenoten in de tropen. De meeste hebben een torpedo-achtig lichaam, de dekschilden zijn achteraan ingesneden en de antennes zijn maar kort. Hieronder een Agrilus-soort. De foto is niet echt geweldig, omdat hij in het volle zonlicht is genomen. De larven van een aantal Agrilus-soorten zijn berucht, vooral in Amerika, omdat ze in staat zijn volwassen bomen in slechts een paar jaar tijd te doden. Er zijn een aantal sterk gelijkende blauwe soorten. Hieronder Agrilus cyanescens, een metallic blauw kevertje van 4 tot 8 mm. De larven zijn vooral te vinden in Kamperfoelie, waar ze net onder de bast leven. Tegen de tijd dat ze moeten gaan verpoppen boren ze een een nestholletje in het hout. Behalve op Kamperfoelie worden ze ook gevonden op beuken, berken, eiken, bramen, wilgen en rozen. Een zeer gewone soort in Europa en Noord-Amerika die ook midden in de stad is aan te treffen. Niet zo mooi als veel van zijn familieleden, maar toch een prachtkever: Agrilus cyanescens. Dit is een familie van meest kleine, vaak wonderlijk gevormde kevers. Sommige lijken veel op spinnen, andere op mieren. Over de hele wereld zijn maar zo'n 600 soorten gevonden en bij ons niet meer dan 30. De meeste soorten zijn kleiner dan 5 mm. De antennes zijn elfledig en bij de mannetjes langer dan bij de vrouwtjes. Overigens kunnen mannetjes en vrouwtjes heel erg van elkaar verschillen en sterk op afzonderlijke soorten lijken. Zowel de larven als de volwassen dieren kunnen onder zeer droge omstandigheden leven. Ze eten de meestal droge resten van dode dieren en planten. Een enkele soort kan daardoor schadelijk zijn (zo vreten de larven van enkele soorten graag geprepareerde insecten), enkele andere zijn lastig in silo's, hooizolders e.d. Over de soort hieronder hebben we op het net en in de boeken niets kunnen vinden. Het is echter een klein kevertje, dat je graag voor de gek houdt. De foto's zijn genomen toen het beestje (het is een vrouwtje) zich absoluut dood hield. De foto die is genomen van de onderzijde, laat zien hoe mooi pootjes en antennes zijn ingetrokken. Het diertje hield zich zo mooi dood, dat ik vergat om het glas terug te plaatsen over het blaadje waarop ik haar fotografeerde toen ik wat te drinken ging halen. Ik was hooguit vijf minuten bezig, maar toen ik terugkwam was het beestje verdwenen... Soms wordt de wetenschappelijke naam Bruchoptinus rufipes ook nog wel gebruikt. Ik heb maar weinig informatie kunnen vinden over dit diefkevertje: Ptinus rufipes. |
||||
© Copyright 1998-2024 gardensafari.net (Hania Berdys) |
||||