Hoornaar (Vespa crabro)
De hoornaar is een zeer grote wesp, hoofdzakelijk zwart met geel, maar zowel aan de kop, als op het borststuk als op het eerste deel van het achterlijf bruinrode accenten. De rode wesp heeft het achterlijf eveneens deels roodbruin, maar hij is veel kleiner en alle tekeningen op kop en borststuk zijn geel. De middelste wesp heeft vaak bruinrode accenten op het borststuk, maar ook hij is kleiner, heeft geen rood op kop en achterlijf en maakt vaak een donkerder indruk. Verder valt de hoornaar op door zijn dikke lijf en brede kop. De werksters worden zo'n 18 tot 25mm lang, terwijl de mannetjes een lengte halen van 21 tot 28mm. Koninginnen echter zijn met lengte van 25 tot 36mm soms angstaanjagend groot.
In april en mei zien we vaak koninginnen die op zoek zijn naar een geschikte plek om te nestelen. Het nest wordt meestal in een holle ruimte gemaakt: een holle boom of een nestkast bijvoorbeeld. Soms wordt er een onderaards nest gebouwd en zelden wordt het nest in de vrije lucht opgehangen. Het nest, dat een hoogte van 60 cm. kan bereiken, is geelbruin of bruinig van kleur. Het heeft aan de buitenkant vrij veel mosselachtige luchtkamertjes. Een nest bevat 4 tot 12 raten. Op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling treffen we in het nest tot 1700 dieren aan (eieren, larven en poppen inbegrepen). Het nest ontwikkelt zich echter langzaam en het duurt vaak tot eind augustus voordat de eerste nieuwe koningin of dar gezien wordt. Van alle papierwespen is de hoornaar de enige die ook 's nachts jaagt. Daarbij worden ze nog wel eens aangetrokken door prooidieren die op een lamp afkomen. Vaak veroorzaken ze dan paniek bij de eigenaar van de lamp. De hoornaar steekt pijnlijk, maar is weinig agressief. Nesten in holle ruimtes kunnen tot op één meter worden benaderd. Bij vrijhangende nesten is het meer oppassen geblazen en wordt een veilige afstand van 5 meter aangehouden. In geen geval moet je in de aanvliegroute terechtkomen, want dat wordt door de hoornaar (en andere wespen) niet op prijs gesteld. Hoewel hoornaars graag in de herfst op afgevallen fruit afkomen in boomgaarden, bezoeken ze bijna nooit terrasjes of huizen om zich tegoed te doen aan limonade, ijs, jam of iets anders. De dieren zijn heel erg nuttig, omdat bijzonder veel insecten worden gevangen en aan de jongen gevoerd. Door zijn omvang kan de hoornaar ook veel grotere insecten aan dan de andere wespensoorten. Bij Hoorntjes komt een merkwaardig verschijnsel voor: de larven produceren "melk" voor de volwassen dieren, die immers van nectar en niet van dierlijk voedsel leven. De jongen eten het dierlijke voedsel dat door de volwassen dieren wordt verzameld en scheiden zelf een zoetige vloeistof vol suiker af, dat weer door de volwassen dieren wordt gegeten.
De hoornaar kwam vroeger ook veel in Nederland en Vlaanderen voor, maar is in de jaren vijftig/zestig bijna helemaal verdwenen. Landbouwgiffen als DDT zullen een erg grote rol hebben gespeeld. Sinds de jaren '90 neemt het aantal hoornaarsnesten echter weer sterk toe. Toch zul je het dier vooral op de zandgronden in het zuiden en oosten van de Lage Landen aantreffen. In de poldergebieden en op de Zeeuwse klei komt hij veel minder vaak voor, al ziet men hem ook wel in de duinen.
In 2007 onder meer gespot in Harfsen, Vorden en Leerdam (Guido van Eijndt).