Middelste Wesp Dolichovespula media
De middelste wesp is zwart met een geel, soms rood streepjespatroon. De soort is heel erg variabel, vooral qua hoeveelheid geel. Ook kunnen op de thorax bruinrode accenten zichtbaar zijn. Dergelijke exemplaren lijken veel op de hoornaar, maar zijn veel kleiner en slanker. Heel vaak kan de middelste wesp in het veld worden herkend, want hij maakt bijna altijd een donkere indruk. De eerste gele bandjes op het achterlijf zijn extreem smal en ontbreken ook vaak. Sommige dieren lijken zelfs geheel zwart. De variaties treden ook binnen één nest op. Ook de tekening op de
clypeus is kenmerkend: op ongeveer eenderde van boven een zwarte ovaal, die vaak naar boven loopt met een klein zwart bandje. Ook kenmerkend is de gele "7" op de zijkant van de thorax. De middelste wesp is na de veel grotere hoornaar onze grootste papierwesp. Koninginnen halen een lengte van 18 tot 22mm, werksters en darren worden zo'n 15 tot 19mm lang.
De koningin begint eind april met de nestbouw. Dat nest wordt meestal vrij opgehangen aan boomtakken of in struiken. Maar ook wel bevestigd aan huizen, bijvoorbeeld onder een carport of dakrand. Het nest is eerst voetbalvormig, later ovaal en heeft een lange naar beneden wijzende ingangstunnel, die soms wel drie keer zo lang is als het eigenlijk nest. Overigens wordt die tunnel later gesloopt. Zeer oude nesten hebben de ingang op ongeveer éénderde van de onderkant met nauwelijks nog iets van een tunnel. Het nest kent zogenaamde luchtkamertjes: uitsteeksels die de luchtdoorstroming moeten bevorderen. Gek genoeg zijn deze luchtkamertjes bij de middelste wesp geheel afgesloten en dat is een belangrijk determinatiekenmerk. Het nest is glad en de kleur is heldergrijs, soms met een wat blauwige uitstraling. Sommige baantjes echter kunnen wittig of gelig zijn. Het nest kent maximaal zes raten en de omvang van het volk kan oplopen van 900 tot 1700 dieren; larven en eieren daarbij inbgrepen. Op volle sterkte kunnen wel 500 werksters actief zijn. De eerste werksters verschijnen trouwens pas eind mei of begin juni. Omdat de soort tamelijk groot is en de nesten duidelijk zichtbaar worden opgehangen, worden er helaas veel vernietigd. Toch is de middelste wesp een vreedzame soort die liever voor de mens vlucht, dan over te gaan tot de aanval. Merkwaardig is dat de middelste wesp geen koekoek lijkt te hebben. Toch heeft ze veel last van een andere parasiet: de sluipwesp Sphecophaga vesparum, die haar eitjes legt in net uitgekomen larven die dan door de sluipwesplarven worden opgegeten.
De middelste wesp kent een enorm verspreidingsgebied: van Engeland tot Japan. Maar hij houdt niet van warmte en komt in zuidelijk Europa dan ook alleen maar in de bergen voor. Was voor 1950 in geheel Nederland een gewone soort. Nam daarna zeer sterk af. Herstelt zich echter sinds 1980 sterk en is nu al weer overal een gewone soort, vooral op de zandgronden. De oorzaak van de dip tussen 1950 en 1980 is niet bekend.