Cerceris quadricincta
De graafwespen uit het geslacht Cerceris lijken heel erg veel op een gewone wesp, maar zijn het niet. Normaliter zitten de beestjes met de vleugels ongeplooid over zich heen. Als je ze benaderd, doen ze hun vleugels een weinig uiteen. Dan lijken ze sprekend op een plooivleugelwesp. Bovendien komen de waarschuwingskleuren dan extra duidelijk naar voren. Bijenkenner Heiko Bellmann schrijft echter in zijn Gids dat de dieren de vleugeltjes opricht om sneller te kunnen wegvliegen. Cerceris-soorten worden knoopwespen genoemd, omdat de segmentenovergangen van het achterlijf duidelijk zijn ingesnoerd, zodat ze wel iets weg hebben van een Michelinmannetje. In Nederland komen 8 soorten voor. Van de acht jagen zes soorten op snuittorren, één soort op groefbijtjes en één soort op andere bijen, zoals zandbijen. De vrouwtjes van de meeste soorten zijn in het veld te herkennen, zij het met enige moeite. De mannetjes lijken vaak sterk op elkaar. Op de foto's zien je vrouwtjes, met uitzondering van de onderste foto, waarop een mannetje is te zien.
Cerceris quadricincta is een zwart met gele wesp. Vooral de gele streep op het eerste achterlijfssegment is vaak erg breed. Vrouwtjes hebben een opvallend smal kontje en nagenoeg geheel gele onderzijde. De mannetjes lijken erg veel op de mannetjes van andere Cerceris-soorten, vooral op die van de gewone snuittorrendoder. De mannetjes zijn 6 tot 10mm lang, de vrouwtjes 7 tot 11mm.
De nestjes worden gemaakt op onopvallende plekken in stevige zandgrond of leemgrond, vaak tussen de begroeiing. De cellen onder de grond worden volgepropt met vijf tot vijftien snuitkevers, waaronder de struiksnuittor, maar ook vaak de veel kleinere Apion-soorten. De volwassen wespen bezoeken graag bloemen, ook die in de tuin. Cerceris quadricincta echter komt in steden niet zo vaak voor, behalve op de löss-gronden van Limburg. Er is slechts één parasiterende soort bekend en wel de goudwesp Hedychrum nobile. In Zuid-Nederland, inclusief delen van Zeeland en in Gelderland een gewone soort. In Overijssel en Drente veel zeldzamer. Onbreekt elders in Nederland. In geheel België een gewone soort. Cerceris quadricincta heeft een lange vliegtijd en is te zien van mei tot in oktober.