Grote Knoopwesp Cerceris arenaria
De grote knoopwesp is inderdaad onze grootste. Opvallend is verder dat de verschillen in grootte tussen mannetjes en vrouwtjes vaak maar klein zijn. Mannetjes worden 9 tot 15mm lang, vrouwtjes 11 tot 16mm. De vrouwtjes herken je het best aan de relatief brede kont. De mannetjes zijn met een loep wel van de andere knoopwespmannetjes te onderscheiden. Ze hebben namelijk enkele lange haren op het laatste antennelidje. Toch blijft het benoemen van knoopwespen op uiterlijk een moeizaam gebeuren.
De snuittorrendoder begint eind mei te vliegen. Hij houdt van droge zandbodems. Het vrouwtje graaft een gang die tot 40cm diep is en enkele cellen aan de zijkanten heeft. In een cel worden 5 tot 12 prooidieren gestopt. Ondanks de naam worden niet alleen snuitkevers als proviand verstrekt, maar ook wel bladhaantjes. Grote knoopwespen nestelen wel in dichte kolonies met soms meer dan honderd nesten per vierkante meter, maar strikt solitaire nesten komen ook voor. Daar waar hij voorkomt, treffen we hem veel aan in steden en dorpen, bijvoorbeeld nestelend tussen stoeptegels, in terassen e.d.
In Nederland een zeer gewone soort van de zandgronden. Ook te vinden in de duinen: gewoon op Texel, maar zeldzaam in de Noord-Hollandse duinen. Ontbreekt op kleigrond en is zeer schaars in het rivierengebied. In België bijna overal een gewone soort, evenals in Engeland en de rest van Europa. Omdat de grote knoopwesp zo'n gewone soort is, heeft hij relatief veel nestparasieten. Niet alleen zijn twee goudwespsoorten geïnteresseerd in het geploeter van onze vriend, ook enkele dambordvliegen en bloemenvliegen zien er geen been in de verzamelde kevertjes door hun jongen te laten oppeuzelen.
De grote knoopwesp wordt ook wel de gewone snuittordoder, snuittorrendoder of de gewone snuitkeverdoder genoemd.