Een andere kleine hommel die regelmatig in de tuin opduikt is de weidehommel. De koningin is met een lengte van 16 tot 17 mm. en een spanwijdte van 32 mm. even groot als de koningin van de akkerhommel. De werksters en darren zijn ook maar net een fractie kleiner dan die van de akkerhommel. Het borststuk kent een gele streep vooraan, hoewel soms ook het hele borststuk geel behaard kan zijn , vooral bij de darren. Het achterlijf begint vaak met een gele streep, al kan die ontbreken. Het kontje is opvallend oranje van kleur. De kleuren van zowel de gele strepen als het kontje kunnen bij oudere exemplaren erg vervaagd zijn. Dergelijke afgevlogen hommels zijn vaak erg moeilijk te herkennen. In de Benelux komen nauwelijks andere hommels voor die er heel erg op lijken, in de Alpen leven wel een paar gelijkende soorten. En omdat de weidehommel in heel Europa voorkomt (in de bergen tot zo'n 2300 meter), is de kans op verwisseling in de Alpen groot. De tong is korter dan bij de akkerhommel. Wetenschappelijk werd het diertje vroeger dan ook in een ander geslacht geplaatst en heette toen: Pyrobombus pratorum.
Het volk van een weidehommel telt 50 tot maximaal zo'n 120 dieren. Ondanks zijn naam is de weidehommel niet afhankelijk van grasland of weiden. Je vindt de soort ook in open parken, sportvelden, en tuinen en langs de bosrand. Het nest wordt echter nooit in het bos gemaakt. Ook bij deze soort komt het voor dat het nest wordt gekraakt door de boshommel. De koningin gaat al in maart op zoek naar een geschikte nestplaats. In de keuze van de plaats waar het nest wordt gebouwd is de weidehommel niet erg kieskeurig: verlaten muizennesten, hoopjes oud gras of mos, verlaten vogelnesten, maar ook wel stallen en nestkastjes. Een echte cultuurvolger dus. Ook in de bloemkeuze is de weidehommel niet kieskeurig. Op meer dan 100 soorten bloemen kan hij worden gevonden en ook allerlei exotische tuinplanten deren het dier niet. Het is dan ook in de gehele Benelux een heel gewone soort.
Het dier op de onderste foto is een dar.