banier
lijntje
lijntje
back
Vierkantvlekuil Xestia xanthographa

De vierkantvlekuil dankt zijn naam aan het min of meer vierkantige (soms trapeziumvormige) lichte vlekje op de bovenvleugels. Dit is de niervlek. De ronde vlek is bij deze soort veel donkerder. Aan het vierkantige niervlekje is hij gemakkelijk te herkennen. En dat is maar goed ook, want met zijn okergele, bruingrijze of zwartbruine uiterlijk en vaak zonder andere kenmerken op de vleugel zou hij knap lastig te herkennen zijn. Er zijn weliswaar veel uiltjes die op de vierkantvlekuil lijken, maar de vorm van de vlek maakt hem toch redelijk onmiskenbaar. De spanwijdte ligt ergens tussen de 30 en 40 mm.

De eitjes komen uit in september. De rupsen eten 's nachts en verstoppen zich overdag. Het zijn ook de half volgroeide rupsen die overwinteren. Hoewel, overwinteren: als het 's nachts niet vriest, zijn ze ook 's winters actief. Al in mei graven de larven een holletje in de grond. Daarin spinnen ze een slappe kokon om in te verpoppen. Maar tussen het moment waarop ze in hun kokon gaan en het daadwerkelijke verpoppen zit een opmerkelijk lange tijd: zo'n vijf tot zeven weken! De rupsen van de vierkantvlekuil zijn bruin. Ze hebben een lichte, maar donker begrensde lengtestreep over de rug. Ook over de zijkanten loopt een tamelijk lichte lijn, met daarbij op regelmatige afstand zwarte vlekjes. Boven de zijlijn is de grondkleur tamelijk donker, daaronder is hij veel lichter. De rups van de vierkantvlekuil is volkomen identiek aan die van de zesstreepuil. Ze bereiken een lengte van 30 tot 35 mm. We vinden de rupsen vooral op grassen en lage vegetatie, maar naar zeggen ook in berken en op braam.

De vliegtijd van de vierkantvlekuil is relatief kort: van begin augustus tot midden september. Ze vliegen alleen 's nachts, maar worden dan wel gezien op allerlei bloemen, zoals hei, ook die in de tuin. De vierkantvlekuil kun je heel gemakkelijk in je tuin lokken: hij komt graag op licht af en ook op smeer en, zoals gezegd, op bloeiende planten. Laat zich goed fotograferen, maar slecht hanteren. In geheel Nederland op de zandgronden een gewone soort, die soms massaal optreedt. Zeldzaam of ontbrekend op de kleigronden. Ook elders in Europa een gewone tot overvloedig voorkomende soort.