banier
lijntje
lijntje
back
Zwartbandspanner (Xanthorhoe fluctuata)

De Zwartbandspanner wordt ook wel de Zwartbandmeter, de Zwartgebandeerde Spanner, de Zwartgebandeerde Meter en de Zwartgebandeerde Vlinder genoemd. In ieder geval is duidelijk waar de naam vandaan komt. De basiskleur is een soort vuilwit met drie donkere gedeeltes. De schouderpartij bestaat uit een zeer donkere band die over de gehele voorvleugel loopt. De tweede donkere band is vaak wat bruiniger (maar dat hoeft niet), begint zeer breed aan de bovenrand van de vleugel, versmalt en houdt halverwege op of wordt heel veel lichter. Dat in het midden van de voorvleugel de band ophoudt of bijna onzichtbaar wordt, onderscheidt deze soort van gelijkgetekende spanners, zoals de Walstrobandspanner en de Gewone Bandspanner. Bij die soorten loopt de middenband geheel van vleugelrand tot vleugelrand. Bijna aan het einde van de vleugel lijkt een derde band te lopen die achter alleen nog uit twee naast elkaar gelegen donkere vlekken bestaat. De tweede vlek echter kan geheel ontbreken. Ook de ondervleugels zijn getekend. Overigens komen van deze soort bijna geheel zwarte exemplaren voor. Rust op de typische spannermanier, maar is met een spanwijdte van 27 tot 31 mm een niet erg grote soort.

De Zwartbandspanner vliegt bij ons in twee generaties. Hij kan als pop, maar ook als rups overwinteren, al gebeurt dat laatste waarschijnlijk wat minder vaak. Die rups is zeer variabel van kleur: wittig, groen, bruin of roze. Op de rug zitten lichte spikkeltjes, meestal wittig of gelig. Die vallen vooral op de donkere exemplaren erg op. De kop is gelig bruin. Je ziet de rupsen niet zo vaak, want ze zijn alleen 's nachts actief. De rupsen vinen we op de zogenaamde kruisbloemigen, zoals raket en muurbloem. Ze eten ook gekweekte soorten in de tuin, zoals kool, maar zijn in tegenstelling tot de rupsen van de koolwitjes overdag nauwelijks te vinden. De rups wordt meestal zo'n 25 mm lang. Het verpoppen gebeurt in een cocon in een holletje in de grond.

De Zwartbandspanner heeft een lange vliegtijd: van april tot in oktober. Hij komt echter nooit in grote aantallen tegelijk voor. In de gehele Benelux een gewone soort die overal kan worden gevonden. Je zou hem een cultuurvolger onder de nachtvlinders kunnen noemen die zich veel in ruigten, tuinen en parken laat zien. Overdag gemakkelijk op te jagen. Rust overdag vaak op muren, schuttingen en hekjes. Komt ook elders in Europa bijna overal voor.