Berken-orvlinder Tetheella fluctuosa
De berken-orvlinder is een nogal saaie soort met een grijze grondtoon. Midden over de vleugels loopt een enigszins donkere, zeer brede band, vaak met een zwarte en een witte kartellijn van het bovenste en het onderste stukje van vleugel. Vlak aan de onderrand van die donkere band zien we een zwart, maanvormig veegje of streepje. Op de sterk gelijkende tweestip-orvlinder vinden we hier twee stippen. De berken-orvlinder is echter erg variabel. Er zijn lichtgrijze nauwelijks getekende exemplaren, maar ook heel donkere exemplaren waarop evenmin veel van een tekening is te zien. Maar soms ook zie je zeer gedetailleerde exemplaren met veel zwarte en witte golflijntjes. Spanwijdte 35 tot 39mm.
De eitjes worden in de zomer gelegd. Na het uitkomen spinnen de rupsjes twee blaadjes tegen elkaar aan en maken zo een huisje. Daarin verblijven ze overdag. In de nacht verlaten ze hun beschermende omhulsel en gaan eten van de blaadjes. In oktober maken ze een kokon, die ze aan twee of drie blaadjes vastmaken. Daarin verpoppen ze. De winter wordt dan ook als pop doorgebracht. Tijdens de herfst vallen ze dan met de blaadjes op de grond. De rupsen zelf zijn donkergroen met kleine lichte stipjes. Net onder de
spiracula loopt een lichte streep. De kop is gelig bruin met een zwarte tekening. De voedselplant is bijna altijd berk. De rupsen van de berken-orvlinder worden zo'n 30mm lang.
De vlinder vliegt in één, soms twee generaties en kan worden gezien van half mei tot eind juli, hoewel sommige exemplaren tot half september vliegen. Vliegt uitsluitend 's nachts, maar komt enthousiast op licht af. In Nederland alleen gewoon in Utrecht en op de Veluwe en in het aangrenzende westelijke gedeelte van de Achterhoek. Verder in Zuid- en Oost-Nederland erg schaars. Ontbreekt vrijwel volledig in Noord- en West-Nederland en is in Noord-Brabant alleen van het uiterste oosten bekend.