Stro-uiltje Rivula sericealis
Dit zeer kleine, ook dikwijls overdag vliegende uiltje is onmiskenbaar. Zeer opvallend zijn de twee enorme
niervlekken, die van zeer dichtbij bezien bezien donkerpaars met zwart blijken te zijn. In rust heeft dit uiltje veel weg van de concorde. Hij heeft ook een erg hoge zit, dat will zeggen de de kop hoog wordt gehouden, doordat de voorpoten deels zijn gestrekt. Een ander opvallend kenmerk is het feit dat hij altijd met de kop naar beneden rust. Zeer zelden zie je donkerder exemplaren, zoals op de middelste foto's. Laat in de zomer kom je wel vaak lichtere exemplaren tegen. De enige vlinder die er een beetje op lijkt is Evergestis forficalis, een lichtmotje. Deze echter heeft veel puntiger vleugels, zwarte strepen in de vleugelpunten en is met een spanwijdte van 27 tot 32mm duidelijk groter. Het stro-uiltje heeft een spanwijdte van maximaal zo'n 25mm.
Het stro-uiltje kent bij ons drie, elkaar overlappende generaties. In Noord-Europa is slechts één generatie. In centrale delen van Scandinavië en in grote delen van de Britse eilanden vliegt hij in twee, duidelijk gescheiden generaties. De rupsjes overwinteren terwijl ze nog heel klein zijn. De rupsjes eten alleen 's nachts en houden zich overdag schuil tussen de stengels van de waardplant. Ze verpoppen in een kokon die tussen grasstengels dicht bij de grond wordt opgehangen. Afhankelijk van de temperatuur duurt het verpoppen drie tot vier weken. De rupsen zijn gemakkelijk te herkennen. Ze zijn hardgroen van kleur. Over de rug loopt een dun donkergroen lijntje met aan weerszijden een opvallende, dikke en enigszins slingerende witte lijn. Op het achtste segment vinden we op de rug een opvallende gele vlek. De rups is met lange dunne haren uitgerust en bereikt een lengte van 15 tot 20mm. Als waardplant fungeren allerlei grasachtigen, waaronder het bekende pijpenstrootje.
Zoals gezegd vliegt het stro-uiltje bij ons in drie elkaar overlappende generaties van begin mei tot eind september. Er zijn echter twee duidelijke piekperiodes: eind mei/begin juni en van eind juli tot midden augustus. Het stro-uiltje vliegt geregeld overdag en bezoekt dan ook bloemen. Is verder overdag gemakkelijk op te jagen. Komt in kleine aantallen op licht af en niet op smeer. Lastige soort om te fotograferen: is ongedurig en snel verstoord. Alleen overdag rustende exemplaren op een stevige ondergrond als een hek, een boomstam of een muur zijn goed te benaderen. Is in de Benelux een heel gewone en overal voorkomende soort en dat geldt ook voor de rest van Europa.