Goudvenstertje (Plusia festucae)
Taxonomische indeling |
Rijk: | Stam: | Klasse: | Orde: | Familie: | Geslacht: | Soort: |
Animalia | Arthropoda | Insecta | Lepidoptera | Noctuidae | Plusia | P.festucae |
Het goudvenstertje is een klein, maar zeer fraai uiltje, dat zo op het eerste oog uniek lijkt. Maar dat is hij niet, want hij heeft een tweelingbroer: het moerasgoudvenstertje. Kenners zien het verschil meteen aan de vleugelvorm: het goudvenstertje heeft langere en smallere vleugels. Leken kunnen ook nog kijken naar het zilveren vlekje bij de vleugelpunt. Je moet dan kijken naar het bovenste van de zilveren vlekjes. Bij het goudvenstertje is dat een lang streepje met een scherpe punt, bij het moerasgoudvenstertje is het streepje veel korter en eindigt stomp. De spanwijdte van het goudvenstertje is 34 tot maar liefst 46 mm.
De tweede generatie vlinders legt de eitjes in juli en augustus. Ze komen in september uit. De nog zeer kleine rupsen overwinteren. Na het overwinteren groeien ze sneller en gaan in april of mei verpoppen. Dat gebeurt in een heel erg sterke kokon die tussen blaadjes wordt opgehangen. De rups van het goudvenstertje is groen en slank. Op de rug lopen zes dunne geelwitte lijntjes, al zijn ze soms niet alle zes zichtbaar. Een forse gele lijn loopt over de flanken. De kop is geheel groen. De segmenten 6 en 7 hebben geen schijnpoten. Voedselplanten zijn grassen, zegge en riet. De larven worden 36 tot 43 mm lang. De rups valt niet te onderscheiden van die van het moerasgoudvenstertje.
Het goudvenstertje vliegt in twee generaties per jaar. De eerste generatie is heel klein en vliegt in mei en begin juni. De tweede generatie is veel groter en vliegt vooral van begin juli tot half augustus. Kan worden aangetroffen op tuinplanten, waar nectar gezogen wordt. Genoemd worden vooral: valeriaan, vlinderstruik, lavendel en watermunt. Wordt soms ook overdag op deze bloemen gezien. Het fotograferen is niet al te moeilijk, want een echt wilde wegvlieger is dit niet. Komt regelmatig op licht af, maar nooit in grote aantallen. Deze soort houdt wel van vochtige biotopen. In grote delen van Nederland een gewone soort, maar zeer schaars in een brede band lopend over Brabant, de Achterhoek, Twente en het grootste deel van Drente. Ook elders in Europa een gewone soort die echter soms lokaal optreedt.