banier
lijntje
lijntje
back
Dennenuil Panolis flammea

De dennenuil is een prachtig uiltje. De grondkleur varieert tussen grijsbruin en roodbruin. Vooral bij verse exemplaren glimmen de schubben en maken vele een zilverachtige indruk. Erg opvallend zijn de grote niervlek en ronde vlek. Beide zijn wit en lopen uit. De ronde vlek heeft een uitloper aan de bovenkant. Deze gaat richting de niervlek en bereikt deze vaak. De niervlek heeft een uitloper aan de onderkant die richting de vleugelpunt loopt. De spanwijdte is 32 tot 40mm. Deze vlinder kan met geen enkele andere worden verwisseld.

De eitjes worden in de lente in rijtjes onder op dennennaalden afgezet. Ze komen al na een week uit. De rupsjes blijven bij elkaar en gaan op zoek naar jonge uitlopers. Als ze flink zijn gegroeid gaan ze uit elkaar en beginnen ook oudere dennennaalden te eten. Het eten gebeurt 's nachts. Overdag rusten de rupsen roerloos tussen dennennaalden of dennentwijgjes en zijn dan erg moeilijk te vinden. Vanaf half juli maken de rupsen een dunne kokon. Deze wordt in een spleet in de bast van de boom, of op de grond tussen afgevallen dennennaalden gespannen. Hierin verpopt de rups. Het is ook de pop die overwintert. De rups zelf is meestal hard groen, maar soms bruin. Hij heeft witte lengtelijnen over de rug, flanken en spiracula. Die laatste witte lijn heeft aan de onderrand een oranjegele zoom. De kop is bruin met een lichte tekening. De rupsen worden 37 tot 42mm lang. Zoals de naam dennenuil al doet vermoeden is de belangrijkste waardplant de grove den. Heel soms worden de rupsen aangetroffen op spar, zilverspar, eik of berk.

De dennenuil is een voorjaarssoort die vliegt in één generatie van begin maart tot begin juni. De vlinders vliegen alleen 's-nachts. Overdag rusten ze meestal op twijgjes van de waardplant met de kop naar beneden. En dan blijken de lichtweerkaatsende schubjes zeer effectief, want ze zijn heel erg moeilijk te zien. Gelukkig komen ze graag op licht en smeer af. Dan wordt wel gerust in de buurt van buitenverlichting op muren en schuttingen. Rustende dieren zijn gemakkelijk te fotograferen en daarbij zelfs te hanteren. De belangrijkste bloemen voor de volwassen vlinder zijn wilgenkatjes. In geheel Nederland en België een gewone soort, met uitzondering van de kleigebieden waar hij niet voorkomt.

Vroeger werd deze soort ook wel de gestreepte dennenrupsvlinder genoemd. De grijze vorm wordt wetenschappelijk wel aangeduid met de naam Panolis flammea ab. grisea.