Berkenwintervlinder (Operophtera fagata)
De Berkenwintervlinder is een wat droevig geval. Het mannetje lijkt zoveel op het mannetje van de Kleine Wintervlinder, dat hij daarvan maar moeilijk is te onderscheiden. Toch lukt dat wel, vooral als je ze een keer alle twee hebt gezien. De Berkenwintervlinder is vaak nog minder getekend dan de Kleine Wintervlinder. Hij is ook net iets groter, is lichter van kleur, glanst een beetje zijdeachtig en heeft een iets andere vleugelvorm: zijn schouders lopen eerst iets recht, alvorens ze ombuigen en zijn vleugelpunt is net iets ronder. Bovendien zijn de achtervleugels wittig. Hij zit minder vaak met de vleugels omhooggeklapt dan de Kleine Wintervlinder. Hij is wel véél zeldzamer. De spanwijdte loopt uiteen van 32 tot 40 mm. De vrouwtjes kunnen niet vliegen, maar hebben in tegenstelling tot de vrouwtjes van de Kleine Wintervlinder kleine vleugeltjes met een donkere band daarover. De vrouwtjes zijn dus wel eenvoudig uit elkaar te houden.
De eitjes worden gelegd in november en december en overwinteren. De rups komt pas in mei tevoorschijn en eet ontluikend blad. Hij is van een onbestemde soort blauwgroen. De rugstreek is donkergroen, maar nogal smal. Op de zijkant drie wittige strepen, waarvan de bovenste zéér dik. De kop is bruin met lichtere spikkels en vlekken. Hij wordt zo'n 27 mm lang. In juni verhuist de larve naar de grond, waar hij zich ingraaft en verpopt. De nieuwe vlinders verschijnen dan vanaf half oktober, al wordt soms eerder gevlogen. Zoals de naam van deze soort al aangeeft vinden we de rupsen vooral op berken. Soms echter ook wel op andere bomen, zoals els en beuk. Hij komt een enkele keer ook wel voor in fruitbomen als appel, pruim en kers.
Hoewel hij kan vliegen van augustus tot in februari zien we hem toch vooral van half oktober tot half november, waarmee hij net iets eerder vliegt dan de Kleine Wintervlinder. Komt in Nederland alleen in redelijke aantallen voor op de Utrechtse Heuvelrug, Gelderland, met uitzondering van de Betuwe, en Salland. Buiten dit gebied zeer zeldzaam in het oosten en zuiden van Nederland, elders ontbrekend. Over zijn voorkomen in België weten we helaas niets. Ook elders in Europa een soort die lokaal gewoon kan zijn en elders volledig kan ontbreken.