Olethreutes arcuella, een bladrollertje
Het is eigenlijk een schande dat we voor dit vlindertje, de mooiste van alle bladrollertjes, geen Nederlandse naam hebben. De Duitsers tonen meer respect en noemen het diertje de prachtroller (Prachtwickler). De heldere oranje basiskleur met zwarte, grijze, bruine en gele tekening en de zilverkleurige streepjes zijn uniek in de mottenwereld. Er is er niet één die er op lijkt. De pootjes zijn vuilwit en grijs geringd, zoals in veel bladrollertjes. Dat bijna niemand dit juweeltje kent, komt omdat het zo'n ukkie is. De spanwijdte is zo'n 14 tot 18 mm en dat betekent dat het hele diertje nog geen centimeter lang is.
De eitjes worden vooral in de periode juni/juli gelegd. Dat gebeurt zowel in bladafval op de grond als op kleine, zeer laagblijvende plantjes. De rupsen komen pas tegen het najaar te voorschijn en leven in een blad dat ze oprollen. Ze zijn geheel donkerbruin. Voor de winter verhuizen ze naar plekjes waar wat meer bladeren bij elkaar op de grond liggen, rollen een blad om zich heen en overwinteren. In het voorjaar worden ze weer actief, waarbij ze meestal in bladafval hun ontwikkeling afmaken om in april of mei te gaan verpoppen. Dat gebeurt in een cocon tussen afgevallen bladeren en ander plantenresten. De nieuwe generatie vlindertjes vliegt dan tussen half mei en begin augustus rond.
Olethreutes arcuella is een bijzonder nachtvlindertje, niet alleen vanwege het mooie uiterlijk, maar ook omdat hij overdag vliegt. 's Avonds komt hij soms wel op kunstlicht af. Al die kleurenpracht maakt het diertje in zonneschijn vaak veel minder opvallend dan je zou denken en vliegend is hij al helemaal nauwelijks te zien. Wordt het meest uitrustend op de bladeren van struiken aangetroffen. Vaak lastig te fotograferen, omdat hij nogal ongedurig is en zich nauwelijks laat hanteren, ook al hadden we met ons model erg veel geluk. In Nederland een tamelijk gewone soort, alleen in de polders van Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en in Groningen zeer zeldzaam. Komt in geheel België verspreid voor, maar laat zich er nimmer in grote aantallen zien. In Engeland en Wales tamelijk schaars en in Schotland en Ierland zeldzaam. Komt in geheel Europa voor, maar wordt naar het noorden toe schaarser.