Kooluil Mamestra brassicae
De kooluil is een lastig te herkennen soort. Daarnaast is hij erg variabel. Op de foto's staat een weinig getekende, zeer donkere uitvoering, maar er zijn ook beter getekende, lichtere dieren. De basiskleur is altijd neigend naar grijs, soms zwart. De
niervlek heeft een krijtwitte omtrek, de ronde vlek niet. Bij de soms sterk gelijkende tandjesuil zijn beide vlekken vuilwit omtrokken. Ook de adusta-uil lijkt vaak sterk op de kooluil maar heeft altijd een bruinige basiskleur. De spurrie-uil is kleiner en mist de lichte veeg langs de vleugelrand. Ook de Zeeuwse grasworteluil mist die lichte veeg. Ook enkele andere grasworteluilen zijn gelijkend, vooral in minder fraai getekende uitvoeringen. Als je hem kunt vangen, dan kun je de kooluil echter zeer gemakkelijk van alle gelijkende soorten onderscheiden: als enige heeft hij een klein gebogen spoortje aan het onderbeen (de tibia) van de voorpoot. De kooluil kan in grootte heel erg variëren: de kleinste hebben een spanwijdte van 34mm, de grootste kunnen de 50mm halen.
De eitjes worden in de zomer en vroeg in het najaar gelegd in groepjes op de onderkant van de blaadjes van de voedselplant. Al na 8 dagen komen ze uit. De rupsen eten 's nachts en zitten overdag op of vaak zelfs in de grond verscholen. Ook boren ze zich wel in het hart van een plant als deze uit vele over elkaar heengevouwen blaadjes bestaat. De meeste rupsen verpoppen in het najaar in een ijle kokon in de grond. Maar er wordt ook wel in het rupsenstadium overwinterd. Jonge rupsen zijn groen met gele ringen tussen de segmenten, oudere rupsen meestal bruinig van boven en groenbruin van onderen. De
spiracula zijn wit met een zwart rondje eromheen. Net onder de spiracula loopt een oranje, gele of witte band. Op de rug zitten twee rijen zwarte vlekken die zich op segment 11 in één vlek verenigen. De kop is geelbruin tot donkerbruin met wat lichte vlekjes. De rups bereikt een lengte tot 45mm. Behalve in bomen en struiken (hoofdzakelijk eik en berk) vinden we de rups vooral op kool, waar hij zeer schadelijk kan zijn, omdat de koolplant van binnenuit wordt opgegeten, waardoor de rups vaak te laat wordt ontdekt. Kan op kool in het gezelschap van andere rupsen (klein en groot koolwitje, gammavlinder en de tamelijk zeldzame blauwvleugeluil) worden aangetroffen.
De kooluil vliegt in twee generaties van half april tot diep in oktober. Hij vliegt 's nachts en komt graag af op bloemen in de tuin, licht en smeer. Is zoals veel uilen overdag een gewillig fotomodel, dat zich goed laat hanteren. Na zonsondergang echter is er meestal geen land mee te bezeilen. Omdat de rupsen bij voorkeur op kool leven is dit een echte soort van tuinen, tuinderijen en andere cultuurplekken. In geheel Nederland een gewone soort; in België een vrij gewone soort.