Plakker Lymantria dispar
De plakker kent een groot verschil in uiterlijk tussen het mannetje en het vrouwtje. Op de foto's staat een mannetje. Dat is grijsbruin tot warm lichtbruin. Er is een donkere zoom aan de vleugelrand zichtbaar. Verder een aantal zigzaglijntjes die dwars over de vleugel lopen. Erg opvallend is de dunne, zwarte, scherpe zigzaglijn iets over de helft van de vleugel. Trouwens er komen ook mannetjes voor die zo donker zijn, dat er bijna geen lijnen meer te zien zijn. Het vrouwtje is sneeuwwit. De meest lijnen op haar vleugels beginnen wel aan de vleugelrand, maar zetten vaak niet door. De scherpe zigzaglijn iets over de helft van de vleugel is wel altijd volledig aanwezig, al kan de dikte ervan variëren. Met een spanwijdte van 48 tot 65mm is de plakker een behoorlijk grote vlinder.
De eitjes worden in de zomer gelegd. Het wijfje spint een matje van haar eigenlichaamsharen en plakt dat vast op een boomstam. Daarop zet zij haar eitjes af. Zo ontstaat een grote eigroep die er door het matje van enige afstand uitziet als een zwammetje. Hieraan dankt de soort zijn naam. De eitjes overwinteren en in mei komen de jongen uit. Zij wachten op het matje op een sterke wind en laten zich door de wind meevoeren, tot ze in een voedselboom landen. Daar eten ze tot eind juni om dan te verpoppen in kokons die ze tussen de bladeren van de voedselplant spinnen. Zoals bij alle soorten in deze familie zijn de rupsen zeer harig. Ze zijn ook heel erg variabel, maar kunnen meestal herkend worden aan de blauwe wratten op de segmenten 1 tot en met 5 en rode wratten op de segmenten 9 en 10. Bovenop de wratten rode puntjes waaruit bruinige haren groeien. Bijna alle bomen en struiken kunnen als voedselplant dienen. Vooral eiken, wilgen en populieren worden gegeten, maar zelfs coniferen kunnen verteerd worden. Ook worden de rupsen wel aangetroffen op lagere planten als gagel. In totaal zijn meer dan 500 voedselplanten bekend. De rupsen worden zo'n 50mm lang.
De plakker vliegt vooral in juli en augustus, hoewel hij soms eerder of later vliegt. De mannetjes vliegen veel en graag, ook overdag. Zij komen gemakkelijk op kunstlicht af. De vrouwtjes kunnen wel vliegen, maar doen het zelden. Meestal zie je ze in de buurt van de kokon waar ze uitgekomen zijn. Beide geslachten eten als volwassen vlinder niet. De plakker kan in enorme aantallen optreden en is dan heel schadelijk in bossen. Overigens wisselen jaren van enorme aantallen en jaren waarin de vlinder schaars is of helemaal ontbreekt elkaar af, naar het schijnt in een vijfjarige cyclus. De plakker kent een rare verspreiding in Nederland. Heel gewoon in het zuiden en in het westen en in Utrecht en de Achterhoek. Schaars in de Betuwe en op de Veluwe. Zeer zeldzaam tot ontbrekend in de vier noordelijke provincies, Flevoland en de Waddeneilanden. De vlinder is verder een gewone soort in geheel Europa, Noord-Afrika, gematigd Azië en Japan. Ook gewoon in het noordoosten van de Verenigde Staten, waar hij in 1869 per ongeluk is ingevoerd, tot groot verdriet van de Amerikanen.