Witte Schaduwspanner (Lomographa temerata)
De Witte Schaduwspanner is onmiskenbaar: een witte nachtvlinder met een wat zwartige schaduwplekjes, vooral bij de hoeken van de voorvleugels. De hoeveelheid zwart en de intensiteit ervan varieert enorm, maar je herkent de vlinder toch in één oogopslag. De vrouwtjes zijn meestal zwakker getekend dan de mannetjes, die geveerde antennes hebben. De vrouwtjes hebben simpele draadvormige antennes. De spanwijdte van deze soort is zo'n 27 tot 33 mm en daarmee is het een typisch spannertje.
De vrouwtjes leggen in mei en juni hun eitjes, die al na 2 tot 3 weken uitkomen. Ze legt haar eitjes in schorsspleetjes, op twijgknopjes of in bladoksels. De larven die eruit komen zijn duidelijk tweekleurig: blauwgroen aan de bovenzijde en witgroen aan de onderzijde. Op de rug roodachtige, ronde vlekken, die soms samenvloeien tot een roodachtige lengtestreep. Aan beide kanten van die vlekken of lijn witte stipjes. De kop is groen met twee bruine vlekken. In de herfst gaan de rupsen naar de grond en verpoppen op de grond, of er net onder, in een dunne kokon. De Witte Schaduwspanner overwintert als pop. De rupsen bereiken een lengte van maximaal 30 mm. Tot de waardplanten behoren vooral sleedoorn, pruim en vogelkers, maar ook een groot aantal andere bomen en struiken.
De Witte Schaduwspanner vliegt vooral van half mei tot half juli, al is ze soms een paar weken eerder of later te zien. Vliegt al vroeg in de avondschemering en is dan soms in de tuin te zien. Overdag rustend op stammen en muren aan te treffen. Komt geregeld op licht af. Een gewone soort in boomrijke en struikrijke streken, vooral op de zandgronden en in de duinen, maar ook wel elders. Bezoekt vaak parken en tuinen, ook die in grote steden. Ook elders in Europa een gewone soort, behalve in noordelijk Skandinavië en Schotland.