W-uil Lacanobia thalassina
De W-uil dankt zijn naam aan de W-vormige slinger in het witte lijntje langs de achterrand van de bovenvleugels. Toch maakt hem dat nog niet onmiskenbaar, want er zijn een heel aantal soorten met ook zo'n W. De W-uil herken je aan z'n grondkleur: roodachtig bruin en z'n naar verhouding brede voorvleugels.De zeldzame brede w-uil heeft een grijs veld tussen
niervlek en de daaronder liggende golflijn. De variabele W-uil heeft een simpele eerste golflijn (vlak onder de schouder) met vaak maar één grote witte U-vormige slinger. De grauwe grasuil heeft een minder lichte, minder diepe en minder opvallende W. De geoogde W-uil heeft nauwelijks slingers in de bovenste golflijn en de adusta-uil heeft een grilliger witte onderrand van de niervlek. Zolang je weinig ervaring hebt met deze groep, is het raadzaam je vondsten door meer ervaren mensen te laten determineren. Spanwijdte 38 tot 44mm.
De eitjes worden van mei tot in september gelegd en de rups is dan ook lang te zien: van juni tot eind september. Hij eet alleen 's nachts en verbergt zich aan de onderzijde van blaadjes of op de stam van de waardplant. Eenmaal volgroeid laat hij zich op de grond vallen, graaft een holletje en verpopt in dat holletje in een kokon. Het is ook de pop die overwintert. De rups van de W-uil zou je ook de W-rups kunnen noemen, want op de rug zitten onduidelijke W's, of nog beter gezegd aan elkaar vastzittende V's. De rups zelf is lichtbruin met een lichtbruine kop. Over de
spiracula loopt een oranje lijn met daarboven vaak iets van een blauwachtig lijntje of veldje. De rups wordt echter zeer zelden gezien. Hij wordt 38 tot 43mm lang en leeft op allerlei bomen en struiken: van eik en berk tot kamperfoelie.
De vliegtijd van de W-uil is lang: van eind april tot eind september, maar de grootste aantallen zie je toch in mei en juni. De dieren die daarna nog worden gezien behoren tot een kleine tweede generatie, die overigens niet elk jaar optreedt. Laat de rups zich nauwelijks zien, de vlinder is minder terughoudend. Hij vliegt weliswaar alleen 's nachts, maar komt graag op licht, suiker en bloemen af en is dan een fanatieke tuinbezoeker. Laat zich overdag enigszins hanteren en is daarom gemakkelijk te fotograferen. Hoewel hij voorkeur heeft voor zandgrond, is hij toch in het gehele land te vinden. Een gewone soort in Nederland en een niet ongewone soort in België.