banier
lijntje
lijntje
back
Incurvaria pectinea

Incurvaria pectinea lijkt zeer sterk op Incurvaria masculella. Toch zijn er wel verschillen. I. pectinea heeft een vaak iets minder scherp begrensde tekening, de voorvleugels neigen naar paars en door de lichte achtervleugels is er een duidelijk contrast te zien tussen voor- en achtervleugel als hij wegvliegt. Bij I. masculella zijn de witte vlekken op de voorvleugel vaak scherp begrensd, de kleur van de voorvleugels is bruinig, zonder enig paars, de achtervleugels zijn donker, waardoor er geen opvallend contrast tussen achter- en voorvleugels is te zien als hij wegvliegt. De spanwijdte van deze soort beloopt 12 tot 16mm.

De eitjes worden vooral in mei gelegd in kleine groepjes. De net uitgekomen rupsjes leven in een blad van de gastheer. Ze maken daar zeer specifieke mijnen. Er kunnen wel drie tot vijf rupsjes in één blad wonen. Als ze te groot worden om nog in een blad te kunnen wonen, bijten ze ovalen of ronde stukjes uit een blad. Een dergelijk blad ziet eruit alsof iemand er met een perforator in het staan knippen. Met de stukjes blad laten ze zich op de grond vallen. Ze leven nu verder tussen twee stukjes blad en eten het bladafval op de grond. De pop overwintert. De rupsen zijn wittig en gemakkelijker te herkennen aan hun ovalen tot ronde zakje, dan aan hun uiterlijk. De voornaamste voedselplant van Incurvaria pectinea is de berk, maar de larven worden soms gevonden op gekweekte appels, waar bestrijding nooit nodig is, hazelaar en haagbeuk.

Er is slechts één generatie en die vliegt in april en mei. Deze soort vliegt vooral 's nachts, maar fladdert ook wel overdag rond en is gemakkelijk te verstoren. Komt niet of nauwelijks op licht af, maar rust overdag wel op muren, schuttingen en blaadjes. Incurvaria pectinea is in zowel België als Nederland een tamelijk ongewone soort. Komt sterk verspreid voor, maar is -op de Veluweranden na- nergens talrijk.