banier
lijntje
lijntje
back
Schaduwsnuituil Herminia tarsicrinalis

De Lijnsnuituil is één van de vele snuituilen. En snuituilen zijn rare snuiters, want ze zijn klein en zien er niet uit als een uiltje. De snuit lijkt eerder op een grasmot te wijzen en de brede vleugels -die naast elkaar worden gehouden- wijzen eerder op een spanner. De meeste snuituilen lijken zeer sterk op elkaar. Het gemakkelijkst zijn de soorten uit elkaar te houden door te kijken naar de vorm en plaats van de dwarsstreepjes op de vleugels. Over het algemeen zijn er drie duidelijke tamelijk dunne dwarslijntjes. Bij de lijnsnuituil heeft de bovenste een knik aan de buitenrand van de vleugel, maar loopt daarna vrijwel recht. De middelste lijn heeft een slinger en een zeer flauwe bocht erna. De onderste lijn is vet, maar loopt bijna recht van vleugelrand naar vleugelrand. De maansnuituil heeft een karteltje in de bovenste lijn bij de buitenrand van de vleugel, een diepere slinger en een nauwelijks zichtbare bocht in de middelste lijn en de onderste lijn loopt veel meer omhoog. De schaduwsnuituil heeft een veld (de 'schaduw') tussen de eerste en de tweede lijn. Bovendien heeft deze langs de uiterste rand van de vleugel geen streepjes maar een volledige lijn. Bij de boogsnuituil zijn zowel de bovenste als de onderste van de drie lijnen vet. Daarnaast begint bij die soort de onderste lijn in de vleugelpunt, waar die bij alle andere soorten daar een heel stuk boven begint. De gele snuituil heeft maar twee zichtbare strepen en de geellijnsnuituil tenslotte heeft maar twee lijnen die bovendien beide geel zijn. De spanwijdte van de schaduwsnuituil is slechts 28 tot 32mm.

De eerste rupsjes van de schaduwsnuituil verschijnen in juli. Ze leven niet van verse blaadjes, maar juist van afgevallen en zelfs verdroogd blad van de voedselplant. Rupsen van de schaduwsnuituil eten alleen 's nachts en verschuilen zich tussen bladafval gedurende de dag. In oktober spinnen de volgroeide rupsen een kokon tussen het bladafval. Hierin brengen ze de winter door, om pas in het volgende voorjaar in dezelfde kokon te verpoppen. De rupsen zijn onaanzienlijk en lastig op naam te brengen. Ze zijn grijsbruin met een donkerbruine kop met een iets lichtere tekening. Over de rug loopt een vage donkere lijn. De spiracula zijn zwart met een dun wit ringetje daar omheen. Ze bereiken een lengte van 17 tot 20mm. De rupsen eten vooral van afgevallen en dorre bramenblaadjes, maar de dorre blaadjes van eik, beuk en sommige andere bomen en struiken worden ook gegeten. Bij gebrek aan bladafval worden ook wel verse blaadjes van laag groeiende planten gegeten, zoals die van de paardenbloem.

De schaduwsnuituil vliegt bij ons in één generatie van eind mei tot begin augustus. In zuidelijk Europa vliegen jaarlijks twee generaties. Maar ondanks de klimaatsverandering en enkele warme zomers gebeurt dat bij ons nog steeds niet. De vlinders vliegen alleen 's nachts en blijven dicht in de buurt van de waardplant. Komen op licht af, maar niet op smeer. Lastig te fotograferen, omdat ze constant de neiging vertonen weg te vliegen. In zowel Nederland als in België een tamelijk gewone soort die overal gevonden kan worden waar bramen groeien. Ook elders in Europa gewoon. In Groot Brittannië echter een soort die we alleen kennen uit Suffolk, Norfolk en Essex.