Hedya ochroleucana, een bladrollertje
Deze toch wel mooie soort heeft helaas geen Nederlandse naam. Erg variabel is hij gelukkig niet, maar er zijn wel een aantal soorten die er op lijken. Het eerste gedeelte van de voorvleugels is blauwig zwart gemarmerd. De vleugelspits is crème-kleurig met wat donkerder partijen. Bij verse exemplaren zijn de donkere delen roze van kleur, maar al snel verbleken ze via een vage zalmkleur naar heel licht bruin en vervolgens een grijzig soort geel. In tegenstelling tot de soorten die op deze lijken zijn de crème-kleurige vleugelspitsen niet echt opvallend gevlekt. De achtervleugel is grijzig, bij de mannetjes lichtgrijs en bij de vrouwtjes donkergrijs. De pootjes zijn ook crèmekleurig met smalle en brede grijze banden. Ook de antennes zijn crèmekleurig met een grijze variabele vlek, die vaak op de helft van de antenne zit, maar ook wel bij het uiteinde. Mannetjes en vrouwtjes zijn op de kleur van de achtervleugel na gelijk. Met een spanwijdte die uiteenloopt van 16 tot 21 mm is dit een typisch bladrollertje.
In juli worden de meeste eitjes gelegd. Dat gebeurt in kleine groepjes van meestal twee of drie eitjes bovenop het blad van de voedselplant. De rupsen spinnen vaak twee bladeren samen en zitten daar dan tussen. Maar in het vroege voorjaar worden ook wel alle jonge blaadjes van een uitlopertje van de plant aan elkaar gesponnen. De rupsen zijn donkergroen met een opvallende, glimmend zwarte kop. Ze worden 16 tot 18mm lang. In mei of juni verpoppen ze op dezelfde plek waar ze hun actieve periode doorbrachten. Twee of drie weken later verschijnen dan de volwassen vlindertjes. Hedy ochroleucana heeft bij ons maar twee voedselplanten: rozen, zowel de wilde vormen als de cultivars in de tuin, en appelbomen. De schade aan rozen bestaat vooral uit het onaantrekkelijk maken van de struik. Als echter een hele loot is aangetast, geeft deze minder of geen bloemen. De beste bestrijding is waarschijnlijk het afknippen van de twee samengesponnen bladeren of de aangetaste loot. De schade aan appelbomen is te verwaarlozen.
Deze soort vliegt uitsluitend 's nachts en dan nog het meest vóór of rond middernacht. Ze komen vaak op kunstlicht af, maar nooit in erg grote aantallen. In Nederland niet ongewoon in de duinstreek, Utrecht, Gelderland, Zuid-Limburg en Gaasterland. In België vooral in de duinstreek en het zuiden. Elders in Nederland en België zeldzaam tot ontbrekend. Dit motje heeft een enorm versreidingsgebied, dat loopt van Europa via Rusland, China, Korea en Japan tot in Noord-Amerika.