Zomervlinder (Geometra papilionaria)
De Zomervlinder wordt ook wel Zomermeter genoemd. Het is onze grootste spanner en kan alleen al daardoor niet met andere soorten verward worden. Zoals ook de wetenschappelijke naam al aangeeft, lijkt hij erg veel op een dagvlinder. Niet alleen door de mooie kleur, maar zeker ook door zijn omvang, want hij is ongeveer even groot als de Atalanta en het Grote Koolwitje. Ook zit hij vaak met zijn vleugels half opgericht in plaats van plat tegen de ondergrond aangedrukt: net een dagvlinder die wil wegvliegen. Hij is pastelgroen met meerdere witte v-tjes. Ook het lichaam is groen behaard, evenals het bovenste gedeelte van de pootjes. Er is wel een verschil met de dagvlinders: de Zomervlinder vliegt bijna uitsluitend 's nachts en da's dan weer jammer. Soms wordt ook wel overdag gevlogen, maar dan altijd op grote hoogte. De soort is in tegenstelling tot de meeste andere groene spanners zeer kleurvast, maar vervaagt soms tot een onbestemd soort donkergeel in oude exemplaren. De spanwijdte loopt sterk uiteen: 50 tot 65 mm.
De eitjes komen in augustus/september uit en de rupsen zoeken al snel een plaatsje om te overwinteren. Op een twijgje of op de bast, maar altijd in de buurt van een bladknop, wordt een klein matje gesponnen en daarop wordt de larve geheel inactief. Eind april worden de rupsen wakker en eten van de ontluikende blaadjes. Ze worden tot 30 mm lang. In het najaar en tijdens het overwinteren zijn ze bruin. Na de overwintering groen. Op de rug zitten vier uitsteeksels, waarvan nummer 2 duidelijk langer is dan de andere. Aan de zijkant zitten bruinrode wratten. De kop is ingesneden en groen met een bruinige glans. Het verpoppen gebeurt meestal tussen bladafval op de grond of in (korst)mos op de stam of een dikkere tak. De rupsen leven vooral op berk, maar worden ook wel eens gevonden op beuk, hazelaar, els en brem.
De vliegtijd van deze soort is maar kort: juli, hoewel soms exemplaren worden gezien eind juni of begin augustus. In bijna geheel Europa een gewone soort in de (berken)bossen op de lichtere zandgronden. Ook in Nederland en België een heel gewone soort, behalve in de kleigebieden. Vliegt vooral tussen middernacht en zonsopkomst en komt gretig op kunstlicht af.