Fijnspardwergspanner (Eupithecia tantillaria)
De Fijnspardwergspanner is een niet al te moeilijke soort om te herkennen. Dat komt vooral omdat één van de kleinere dwergspanners is van de Benelux. De spanwijdte die bereikt wordt ligt namelijk tussen de 16 en 19 mm. Vergeleken met veel andere dwergspanners is de Fijnspardwergspanner duidelijk aan de bruine kant en heeft op het lichaam, net onder het borststuk een lichte vlek, gevolgd door een donkerbruine tot zwarte band. De vlek op de voorvleugels is een langgerekt rondje en hij heeft een veel kleinere vlek op de ondervleugels. Je zou hem kunnen verwarren met de ongeveer even kleine Eikendwergspanner, maar die is duidelijker getekend en lijkt geen stip in de voorvleugel te hebben, omdat die meestal samenvalt met een donkere band. Ook kun je hem verwarren met de Spardwergspanner, maar die heeft kort voor de vleugelrand een witte zigzaglijn. De Fijnspardwergspanner echter is een qua tekening variabele soort en ook komen melanistische vormen voor, dat wil zeggen zeer donkere vormen, die bijna ongetekend zijn en soms erg lastig te herkennen.
De larven zien we van juli tot begin september. Ze zijn variabel bruinig met een donkere rugstreep en lijken zo sterk op de larven van andere op sparren en dennen levende rupsen van spanners, dat ze meestal niet betrouwbaar aan de hand van het uiterlijk op naam zijn te brengen. Zo lijken de rupsen van Vroege Dwergspanner en de Dennendwergspanner er sprekend op. De larven verpoppen in de grond in een cocon in september en overwinteren op die manier. Als voedselplanten dienen allerlei naaldbomen, maar de Fijnspar is wel de belangrijkste.
Er is slechts één generatie per jaar en die vliegt in mei, hoewel soms ook exemplaren in april en juni worden gezien. Omdat de vliegtijd zo kort is, kunnen de vlinders plaatselijk in enorme aantallen voorkomen. Meer noordelijk in Europa verschuift de vliegtijd naar mei/juni of juni. De Fijnspardwergspanner komt ook graag op licht af. Deze soort is gekoppeld aan het voorkomen van fijnsparren en komt vooral voor in het midden en oosten van het land, maar is ook elders niet ongewoon. Ook elders in Europa gewoon waar fijnsparren groeien.