Witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata)
Van alle dwergspanners is deze wel het gemakkelijkst te herkennen aan het grote wittige vlak in de voorvleugel met daarin een grote donkere stip. Van het lichaam zijn zowel de borst als de staartpunt eveneens wit, de rest is chocoladebruin. Er komt ook een vorm voor waarbij het witte vlak grijzig is, de tekening op de vleugels sterker is, het lichaam geen witte staartpunt heeft en bruin is met geelbruine ringen. Overigens is ook bij die vorm het borststuk (grijzig) wit. Dieren met een wit lichaam met slechts één bruine band op de overgang tussen borststuk en achterlijf komen ook voor, maar zijn zeer zeldzaam. Met een spanwijdte tot 24 mm weliswaar een kleine spanner, maar voor een dwergspanner een redelijk grote soort.
De rups is grijsbruin tot roodbruin met een aantal donkere diamantvormige patronen op de rug en een donkere golflijn op de zijkant. Hij leeft vooral op bijvoet, maar ook wel op boerenwormkruid en duizendblad en eet ook van de bloemen. Rust overdag op de grond of het onderste deel van de voedselplant. De rups lijkt sprekend op die van de Oranje Dwergspanner, die ook op duizendblad voorkomt. De laatste eet echter uitsluitend het blad op en nooit de bloemen. Rupsen op bijvoet zijn nagenoeg altijd van de Witvlakdwergspanner.
De Witvlakdwergspanner vliegt in maar één generatie en is een echte zomervlinder, die hoofdzakelijk vliegt in juli en augustus, al verschijnen de eerste eind mei. Hij komt graag op licht af. Vliegt niet alleen 's nachts maar ook in de schemering en bezoekt ook bloemen in de tuin. Deze soort houdt van warmte en is vooral te vinden op de zandgronden. Daar een zeer algemene soort. Komt ook veel voor in de duinen en op een aantal Waddeneilanden, maar niet op Texel. Ook overigens in Europa een gewone soort. En al nemen de aantallen naar het noorden toe wel sterk af, hij komt toch voor tot aan de poolcirkel.