Bessentakvlinder (Eulithis mellinata)
De Bessentakvlinder is een vuilwitte tot okerkleurige spanner met een paar roestkleurige lijnen. Bij het rusten worden de vleugels horizontaal gehouden, maar liggen niet op de ondergrond en het achterlijf wordt omhooggekruld. Hierdoor zijn de Bessentakvlinder en de Gele Agaatspanner, die er ook verder veel op lijkt, uitzonderingen in de wereld van de spanners. De twee soorten zijn gemakkelijk uit elkaar te houden: de Bessentakvlinder heeft een geblokte vleugelrand, de Gele Agaatspanner niet. Beide soorten zijn even groot met een spanwijdte van 33 tot 38 mm, dus daar zie je niets aan.
De eitjes worden in de late zomer gelegd op takjes van de voedselplant en overwinteren. Ze komen eind maart of begin april uit. De rupsen voeden zich 's nachts en rusten overdag aan de onderkant van een blaadje. Ze zijn lichtgroen met soms gele bandjes op de uiteinden van de segmenten. De kop is van dezelfde groenige kleur als het achterlijf. De rupsen worden tot 25 mm lang. Ze groeien snel en zijn al in mei klaar om te verpoppen: ze spinnen enkele blaadjes van de voedselplant bij elkaar en maken daarin een kokon, of maken hun kokon tussen bladafval op de grond. In juni verschijnen dan de eerste vlinders. De rupsen vinden we alleen op struiken van de rode bes en de zwarte bes.
De Bessentakvlinder vliegt in één generatie van juni tot half augustus. Hij vliegt al vaak in de avondschemering en komt goed op licht af. Komt overal voor waar we de voedselplanten vinden en is dus vooral een soort van tuinen en kwekerijen. In de Benelux een gewone soort.