Geelschouderspanner (Ennomos alniaria)
De Geelschouderspanner is één van de gelige Herculesjes. Gelukkig is hij van de andere soorten gemakkelijk te onderscheiden aan het zeer zwaar heldergeel behaarde lichaam. De basiskleur van de vleugel is echter variabel en meestal zie je exemplaren met een veel lichtere kleur dan het beestje op onze foto's. De vleugels worden meestal half opgericht, een typisch kenmerk van de Herculesjes. Met een spanwijdte van 38 tot 42 mm niet zo'n heel grote soort.
De rups is donkerbruin met een zwartbruine tekening. Hij heeft op de rug twee kleine bultjes en op segment 5 een veel grotere bult. Ook vlak voor de staart zit nog een klein bultje. Net als de andere Herculesrupsjes lijkt ook de rups van de Geelschouderspanner sprekend op een takje. Ten opzichte van de meeste rupsen die een vlinder van deze grootte leveren is de rups erg lang, maar dun (lengte tot wel 5 cm). Naar de kop toe wordt hij ook steeds smaller. Hij heeft een bruine kop. De eitjes worden in de herfst gelegd en overwinteren. Ze komen pas in mei van het jaar erop uit. De larven eten 's nachts van de blaadjes van de voedselplant en rusten overdag, vertrouwend op hun camouflage als twijgje. In juli laten ze zich op de grond vallen om te verpoppen. Dat gebeurt in kokons tussen het afgevallen blad of onder mos. We vinden ze op allerlei loofbomen, zoals berk, els, wilg, iep en linde.
De Geelschouderspanner vliegt maar in één generatie per jaar en wel vanaf half juli tot in oktober. Hij vliegt alleen in het donker. Komt in redelijke aantallen op licht af. En dat is maar goed ook, want verder zie je hem nauwelijks. Toch in geheel Nederland een gewone soort op de zandgronden en een schaarse soort op de kleigronden. Vooral een beestje van bossen, parken en grote tuinen. Ook verder in Europa een meestal erg gewone vlinder.