Gewone Spikkelspanner (Ectropis crepuscularia)
De Gewone Spikkelspanner behoort tot de lastigste spannersoorten om te herkennen. Dat komt niet in de laatste plaats door het patroon op de vleugels waar je maar moeilijk een houvast aan krijgt. Dat zie je op sommige foto's terug: waar hij ook op zit, hij lijkt altijd goed gecamoufleerd. Hij lijkt heel erg op de Ringspikkelspanner. Die heeft weliswaar een klein ringetje of geringd stipje op de achtervleugel, maar heel vaak is dat niet te zien. Ongeveer op het midden van de vleugel zien we een ader die zich splitst. Direct daarna zien we vaak bij de Gewone Spikkelspanner de gesplitste aderen donker aangezet, wat een soort " patroontje oplevert, dat de Ringspikkelspanner mist. Helaas komen er donkere tot bijna zwarte uitvoeringen voor van de Gewone Spikkelspanner en die zijn vaak lastig te determineren. De dieren van de tweede generatie (vanaf juli) zijn vaak minder sterk getekend en daarom ook moeilijker te herkennen. De spanwijdte varieert enorm: van 36 tot 47 mm.
De Gewone Spikkelspanner heeft bij ons twee tot wel drie generaties per jaar. De rupsen groeien snel en zijn roodbruinig. Kenmerkend is een grote zwarte V op de rug, ongeveer op éénvijfde van de totale lengte. De rupsen verpoppen ondergronds en het is ook de pop die overwintert. De rupsen vreten bijna alles. Loofbomen en struiken worden veel genoemd, maar in de Verenigde Staten, waar het ook al een gewone soort is, worden ook dennen en coniferen gegeten, dus dat zou bij ons ook best wel eens kunnen.
Omdat de Gewone Spikkelspanner in wel drie generaties kan vliegen, is de vliegtijd ook erg lang: de eerste zien we soms al eind februari en hij kan tot in december doorvliegen. De grootste aantallen zien we echter in april en juli. Overdag soms rustend te zien op boomstammen, muren en schuttingen. Vliegt pas ver na zonsondergang, maar komt graag en soms in enorme aantallen op licht af. Het is een gewone soort van lichte bossen, tuinen, parken en duinen. In de Benelux zeer gewoon tot talrijk op zandgrond, schaars op kleigrond. Ook elders in Europa gewoon, maar met een kortere vliegtijd, want naar het noorden toe wordt nog maar één generatie per jaar waargenomen. Ook een gewone soort in Noord-Amerika, vooral in het oostelijk gedeelte. De rups wordt daar SaddlebacK Looper genoemd.
Vroeger was deze soort gesplitst in twee soorten: Ectropis bistortata en Ectropis crepuscularia. Recent onderzoek heeft aangetoond dat het hier maar één soort betreft. In Engeland houdt men nog steeds vast aan deze onderverdeling, misschien omdat daar sprake is van een andere soort. In de Nederlandse situatie is er echter maar één soort vastgesteld: Ectropis crepuscularia.