Kleine Groenbandspanner (Colostygia pectinataria)
Dit mooie spannertje is gemakkelijk te herkennen aan zijn lichtgroene basiskleur. De brede band over de voorvleugels is zeer variabel van kleur en soms groen, wittig, rozig, of lichtbruin. De Kleine Groenbandspanner is zeer weinig kleurvast en het groen verwordt al gauw tot een groenig soort bruin, wit of roze. De kleur hangt bovendien sterk af van de lichtinval. Alleen zeer verse exemplaren zijn van een adembenemd soort blauwig groen. Je kunt deze soort alleen verwarren met de Groene Bergspanner, maar die is meestal duidelijk groter en donkerder en bovendien in Nederland en Laag-België heel erg zeldzaam en schaars in Hoog-België. De Kleine Groenbandspanner is inderdaad niet erg groot, want de spanwijdte beloopt meestal zo'n 25 tot 29 mm.
De rups is bruin met wat witte vegen en strepen en V of deltavormige zwarte tekeningen op de rug. Hij is te zien van augustus tot mei. In die maand verpopt hij in een spinsel in losse aarde. De rups vinden we vooral op walstro en bosbes. Engelse bronnen noemen ook witte dovenetel en marjoraan als mogelijke voedselplanten.
Meestal vliegt de Kleine Groenbandspanner in één generatie in mei en juni. Soms is er een tweede generatie, met maar weinig dieren, in augustus en september. Die tweede generatie lijkt steeds vaker voor te komen in Europa, vermoedelijk door de klimaatsverandering. Dit mooie spannertje wordt veel gezien in dorpestuinen, parken, boomgaarden enzovoorts op zandgrond. Hij vliegt al vroeg in de avond en komt gemakkelijk op licht af, zij het nooit massaal. In Nederland een gewone soort van de meeste zandgronden en sterk vertegenwoordigd in onze duingebieden. Merkwaardigerwijze in Brabant en Limburg vrij schaars, evenals in het grootste deel van België. Komt tot ver in het noorden van Europa voor.