banier
lijntje
lijntje
back
Drielijnuil Charanyca trigrammica

Als je goed kijkt, zie je dat deze uil een rare naam heeft. Want waarom hij drielijnuil heet, terwijl er vier lijntjes zichtbaar zijn is niet te vatten. We leggen ons er maar bij neer, want zelfs de Engelsen hebben hem drielijnuil genoemd (Treble Lines). In de typische vorm, zoals op de foto's op deze bladzijde, is het beestje onmiskenbaar. Er bestaat helaas een andere vorm die soms wat moeilijker op naam te brengen is. Die vorm is wat donkerder en de middelste van de drie lijnen is heel erg dik, of zelfs tot een veeg geworden, zodat er een donker vlak lijkt te zitten tussen de twee andere lijnen. Die uitvoering lijkt wel wat op tweestreepgrasuil. Die laatste heeft echter een duidelijke wittevlek op de vleugels en die vlek ontbreekt bij de drielijnuil. De drielijnuil is met een spanwijdte van 33 tot 40mm een tamelijk gemiddelde uil wat betreft de omvang.

De rups van de drielijnuil is nogal een langlevend baasje. In juni kruipt hij uit het eitje. Hij houdt zich het liefst op vlak bij de grond. In de nacht wordt gegeten van laaghangende blaadjes, overdag schuilt de rups in de grond. Hij gaat de winter in als bijna volgroeide rups en voedt zich ook in milde winternachten. Pas eind maart/begin april graven de rupsen zich in de grond in om daar in soms minder dan een maand te verpoppen. Als voedselplanten dienen allerlei laaggroeiende planten, inclusief weegbree en paardenbloem. De kleur van de rupsen is bruinig, al varieert de kleur sterk van lichtbruin tot donkerbruin. Over de rug loopt een dunne lichte lijn met donkere randen. Opvallend zijn de zeer donkere en tamelijk grote spiracula. De kop is bruin. De rups wordt zo'n 30 tot 35mm lang.

De drielijnuil vliegt rond van eind april tot eind juli. Deze soort vliegt alleen 's nachts, maar bezoekt dan wel bloemen, ook in tuinen. Verschuilt zich overdag in gras en andere dichte, lage vegetatie. Makkelijk te fotograferen, laat zich daarbij in beperkte mate hanteren. Komt af op licht en smeer, maar meestal niet in grote aantallen. In Nederland op de zandgronden in het binnenland en in de duinen een gewone soort, elders zeldzaam. In België in het gehele land een vrij gewone soort. Geen soort van de noordelijke streken van Europa.