banier
lijntje
lijntje
back
Bruine Grijsbandspanner (Cabera exanthemata)

De Bruine Grijsbandspanner is één van de typisch witte spanners met wat veegjes of bandjes. In dit geval zijn er drie lijnen van een onbestemd grijs. De bovenste twee bandjes zijn vaak nauwelijks te zien, de onderste is ook in afgevlogen exemplaren meestal wel goed zichtbaar. Hij lijkt vaak sprekend op de Witte Grijsbandspanner. Toch zijn ze wel uit elkaar te houden. De lijntjes, vooral de achterste, lopen vrijwel recht over de vleugel heen bij de Witte Grijsbandspanner. Bij de Bruine Grijsbandspanner loopt het lijntje niet kaarsrecht maar een beetje krom met vaak in het midden een klein knikje. Verder lijkt hij ook op de Roomkleurige Stipspanner, maar die heeft vaak méér dan drie zichtbare lijntjes, duidelijke stippen op de achtervleugel en de lijntjes zijn meer gekarteld dan gegolfd. De spanwijdte van de Bruine Grijsbandspanner loopt uiteen van 32 tot 35 mm.

Vanaf juni kunnen we de larven aantreffen. Ze zijn meestal lichtgroen (soms bruin) en nogal dun. Op de rug loopt een donkergroene lengtestreep met aan weerszijden tussen rug en flanken een witgroene lijn. Op de rug vaak een zwarte vlek aan het einde van elk segment. De kop is vooraan donkergroen, achteraan lichtgroen en aan de onderkant meestal bruinig. Ze worden zo'n 27 tot 30 mm lang. Voor het overwinteren verpoppen de rupsen in plantaardig afval of, als de grond licht is, ondergronds. Als pop wordt dan overwinterd. Hoewel de rupsen ook wel op andere bomen worden gevonden, hebben ze een sterke voorkeur voor wilgen, populieren en elzen.

De Bruine Grijsbandspanner vliegt bij ons van half april tot eind augustus in twee, elkaar overlappende generaties. Hij wordt nog wel eens vliegend gezien, want hij begint al vroeg in de schemering actief te worden. Komt maar matig op licht af. In geheel Nederland een gewone vlinder, met uitzondering van de kleigebieden in Noord-Holland, West-Friesland, Noordwest-Groningen en de Ijsselmeerpolders. Komt ook in heel natte milieu's voor. Elders in Europa eveneens een gewone soort. Heeft in meer noordelijke streken slechts één generatie, die echter lang vliegt: van midden mei tot in augustus.