banier
lijntje
lijntje
back
Variabele Grasuil Apamea crenata

De variabele grasuil is weliswaar erg variabel, maar er zijn twee duidelijke hoofdvormen. De gebruikelijke vorm is licht met donkergele tot lichtbruine vegen en vlekken. Bijna altijd zijn er twee bruine v-vormige vlekken aan de rand van de vleugel nabij de spits, vaak uitkomend op een klein bruin bandje. Dat is een karakteristieke tekening voor een lichte variabele grasuil. De donkere vorm (forma combusta) is geheel roodbruin. Toch zijn zowel de niervlek als de ronde vlek vaak goed te zien, omdat het randje ervan duidelijk is aangegeven. Daarbinnen zijn beide vlekken overigens van dezelfde kleur als de rest van de vleugels. De schouderpartij is in deze donkere vormen vaak heel erg zwart. Tot dusverre hebben we er in de tuin nog maar eentje gezien en die behoorde tot de donkere groep. Overigens loopt de spanwijdte uiteen van 36 tot 44mm.

De eitjes komen in augustus uit en de larfjes voeden zich overdag op de zaadjes van diverse grassoorten. Ze groeien maar langzaam en als de zaadjes op zijn, verhuizen ze naar de onderkant van de plant om 's nachts te knagen aan blad en stengel. Ze gaan niet echt in winterrust, want op mooie relatief warme winterdagen zijn ze gewoon actief. Tegen eind maart gaan ze naar de bodem, waar ze tussen de wortels van de voedselplant een holletje graven om in te verpoppen. De vlinder verschijnt dan ongeveer 10 weken later. De rups van de variabele grasuil is grijzig-bruin, soms met iets roze-achtigs. Over de rug loopt een heel dun licht lijntje. De spiracula zijn zwart, maar nogal klein. Vlak eronder loopt een zwart lijntje en onder dat lijntje is de rups opvallend veel lichter dan erboven. Onder een aantal spiracula liggen in het lichtere gedeelte twee zwarte stipjes dicht bij elkaar. De kop is donkerbruin, neigend naar zwart. De rups wordt tot 36mm lang. De belangrijkste waardplant is kropaar, maar ook andere grassen worden wel gegeten en heel soms kom je de rups op andere lagere planten tegen.

De vlinders vliegen vanaf half april tot half juli. De grootste aantallen echter zie je in de periode half mei tot half juni. Verschijnt redelijk vaak al in de avondschemering in tuinen om zich op de vlinderstruik te voeden. Wordt aangetrokken door zowel licht als smeer. Rust overdag vooral uit op boomstammen en in de kruidlaag. Laat zich in beperkte mate manipuleren door een fotograaf. De variabele grasuil lijkt niet erg aan een bepaald biotoop gebonden is gewoon in bijna het hele land, al is er een lichte voorkeur voor zandgrond. Ook een algemene soort in de rest van Europa, inclusief grote delen van Groot-Brittannië en Scandinavië.