banier
lijntje
lijntje
back
Voorjaarsboomspanner (Alsophila aescularia)

Het probleem met de Voorjaarsboomspanner is niet dat je hem snel met andere soorten kunt verwarren, maar dat hij niet erg op een spanner lijkt. Op het eerste gezicht lijkt hij op een uit zijn krachten gegroeide mot. Aan de rups kun je zien dat het wel degelijk een spanner is, maar die heb je meestal niet bij de hand. De basiskleur van de vleugels is zilvergrijs tot sombergrijs, maar afhankelijk van de lichtinval ook wel wat bruinig grijs. De pootjes zijn grijzig met witte ringen en de antennes lijken veel op de ruggegraat van een paling. De mannetjes hebben een spanwijdte van 34 tot 38 mm, maar lijken door hun houding kleiner. Als je eenmaal weet dat je bij de spanners moet zoeken is deze soort zonder enig probleem op naam te brengen. De vrouwtjes hebben in het geheel geen vleugels en vergeleken met andere vleugelloze spannervrouwtjes een relatief kort en dik lijf. Bovendien hebben ze aan het achterlijf een opvallend haartoefje.

Er is maar één generatie die al vroeg vliegt, namelijk in februari maart en april. Het begin van de vliegtijd hangt sterk af van de winter: bij vorst en slecht weer kan de vliegtijd pas in maart beginnen, maar in zachte winters kunnen de eerste exemplaren al in januari opduiken. De witte eitjes worden op twijgjes gelegd dicht bij zich ontwikkelende blaadjes. Ze worden als armbandjes rondom het twijgje gelegd en elk afzonderling eitje wordt door het vrouwtje afgedekt met haartjes die ze van haar eigen achterlijf afhaalt. De eitjes komen vrij snel uit en de rupsen vinden we vanaf begin mei. De rupsen zijn lichtgroen met een donkergroen lengtestreep over de rug en witte tot lichtgelige lengtestrepen over de zijkanten. De rups is zeer bijzonder, want hij heeft nog restanten van wat vroeger buikschuivers zijn geweest en wel aan het 8e segment. Deze restanten vinden we bij de andere spanners niet meer terug. De rups wordt tot 30 mm lang. Hij leeft op een grote hoeveelheid bomen en struiken, inclusief eik, berk, appel, pruim, kers en liguster. De Voorjaarsboomspanner verpopt in een cocon in het najaar en overwintert ook als pop.

Van de echte voorjaarsvlinders, dat wil zeggen vlinders die in het voorjaar uit de pop komen, is dit vaak wel één van de eerste. Een zeer gewone soort in de gehele Benelux. In de bossen op lichte zandgronden vaak zeer talrijk, maar ook op klei en de waddeneilanden een veel voorkomende soort. Het mannetje komt gemakkelijk op licht af, het vrouwtje is bijzonder moeilijk te vinden. Ook verder in Europa een gewone en vaak talrijke soort tot in het hoge noorden toe, zoals op de Hebriden.