Aleimma loeflingiana, een bladrollertje
Aleimma loeflingiana heeft een bruinwitte tot vuilwitte basiskleur met veel roestbruine stippen, vlekjes en vlekken. Twee grote plekken hebben zilvergrijze schubbetjes die vaag begrensde banden vormen. Niet ver onder de basis van de vleugel, maar boven de genoemde banden zit soms nog een klein vlekje met eveneens zilvergrijze tot zwarte schubben. Met name de hoeveelheid zilvergrijs varieert sterk van exemplaar tot exemplaar. Maar, zoals op de onderste foto's is te zien, erg weinig getekende exemplaren komen ook vaak voor. Pootjes meestal grijs, antennes geringd. Er zijn gelukkig niet veel soorten die er op lijken, zodat hij gemakkelijk is te determineren. Tamelijk klein bladrollertje met een spanwijdte van 14 tot 19 mm.
De eitjes worden in de zomer gelegd en overwinteren. De rupsen komen eind april uit. Ze rollen of vouwen een blad op en eten het dan op. De rupsen zijn donkergroen tot zwartgroen en bezet met dikke zwarte stippen. Ook de kop en het halsschild zijn zwart. Ze worden zo'n 15mm lang. We treffen ze vooral aan op eik, maar ook wel op esdoorn en haagbeuk. Ze zijn heel soms schadelijk in nieuwe aanplant. Oudere bomen en struiken raken zelden echt aangetast.
Aleimma loeflingiana is een echte zomersoort, die rondvliegt van juni tot begin augustus. Komt zeer sporadisch op licht af en wordt het meest rustend op een blad aangetroffen. In Nederland in het gehele land een zeer gewone soort op de zandgronden, inclusief de duinen. In de kleigebieden van met name Noord-Holland, Friesland en Groningen veel schaarser. Ook elders in Europa een gewone soort. Mijdt het hoge noorden en komt daar alleen voor in Zuid-Schotland en het zuiden van Zweden.