banier
lijntje
lijntje
back
Roesje Scoliopteryx libatrix

Over het uiterlijk van het roesje kunnen we kort zijn: een bruinig uiltje met oranje vlekken, duidelijke witte dwarsstrepen, witte bultjes en een gekartelde vleugelrand. Er is niet één ander uiltje dat erop lijkt. Daarom noemen we het roesje onmiskenbaar. De vlinder is maar weinig variabel, al kan hij soms wat lichter of donkerder zijn. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk getekend, alleen heeft het mannetje veervormige antennes, terwijl die van het vrouwtje gewoon draadvormig zijn. De spanwijdte varieert maar weinig tussen de 44 en 48mm.

De eerste generatie vliegt soms al op zachte dagen in januari of februari, maar de eigenlijke vliegtijd begint in maart. De eitjes worden afzonderlijk of in heel kleine groepjes afgezet. De eerste rupsen treffen we eind april of begin mei al aan. De rupsen zijn zijdeachtige groen en aan de onderkant witachtig groen. Over de rug loopt een vage donkere lijn. Over de zijkant een groenachtige streep die begrensd wordt door een donkere grens. met de rest van het lichaam. De spiracula zijn nauwelijks opvallend en er loopt soms een wittige lijn overheen. De kop is lichtgroen met een zwarte lijn over het midden. Om te verpoppen spinnen de rupsen grote, wittige, zijige cocons die ze tussen twee bladeren ophangen, meestal aan het einde van een dun twijgje. De voedselplanten zijn wilgen en populieren (peppels). De rupsen zijn tamelijk slank en worden wel 50mm lang.

Het roesje kan het hele jaar worden gezien, al verschijnen de grootste aantallen van half april tot half mei, in juli en in september. Vliegt in twee elkaar vaak overlappende generaties per jaar. Het roesje vliegt ook heel lang, want dieren die in augustus geboren zijn kunnen in juni van het volgende jaar nog aangetroffen worden. Het roesje overwintert als volwassen vlinder en wordt ook dan regelmatig gezien, want hij kiest vaak tunnels, schuurtjes, kelders, oude bunkers en andere tamelijk vochtige plekken uit om te overwinteren. Vaak tref je meerdere exemplaren vlak bij elkaar aan. Vliegt uitsluitend 's nachts, maar bezoekt geregeld tuinplanten, zoals klimop, rottend fruit, zoals bramen en pruimen, en smeer. Komt niet veel op licht af. Is overdag door de fotograaf te hanteren en vliegt maar zelden weg. Een gewone tot zelfs talrijk voorkomende soort in de gehele Benelux. Ook elders in Europa een redelijk gewone soort die voorkomt tot in het hoge noorden van Skandinavië.