banier
lijntje
lijntje
back
Open-breedbandhuismoeder Noctua janthe

Tot 1991 werden de open-breedbandhuismoeder en de kleine breedbandhuismoeder tot één soort gerekend. Het is dan ook geen wonder dat beide soorten nauwelijks uit elkaar zijn te houden. Beide zijn bovendien nogal variabel. De basiskleur van de bovenvleugels is bruinig met grijs. De dieren kunnen duidelijk getekend zijn, maar soms ook nauwelijks. Het verschil wordt pas goed zichtbaar als je naar de ondervleugels kijkt: het oranje of gele gedeelte is bij de open-breedbandhuismoeder inderdaad open, terwijl het bij de kleine geheel door donkere schubben is omgeven. Soms kun je ook aan de bovenkant van de vleugel zien met welke soort je te maken hebt, maar dat is specialistenwerk en vereist veel ervaring. De open-breedbandhuismoeder heeft een spanwijdte van 34 tot 44 mm

De eieren worden vooral in juli en augustus gelegd, maar komen pas in september uit. De larven voeden zich 's nachts en rusten overdag laag bij de grond. In deze fase vinden we ze vooral op lage planten. Als ze half volgroeid zijn, gaan ze in winterrust, ook vlak boven de grond. Na het overwinteren worden ze weer actief. Een aantal rupsen blijft eten van opgroeiende lagere planten, een aantal andere gaat zich nu voeden in bomen en vooral struiken. Eind april begin mei dalen ze af naar de grond, graven een holletje en verpoppen daar in een kokon. De rupsen van de open-breedbandhuismoeder zijn bruin met een dunne geelwitte lijntje over de rug. Verder zwarte pijlvormige tekeningen op de rug, die vooral opvallen op de segmenten 10 en 11. De kop is bruin. De rupsen worden zo'n 37 tot 40 mm. lang. In zomer en najaar te vinden op lage planten, in het voorjaar ook op bomen als de berk, of in struiken als braam en sleedoorn.

De open-breedbandhuismoedervliegt vooral in juli en augustus. Hoewel meestal 's nachts wordt gevlogen, ziet men hem ook wel eens overdag, bijvoorbeeld zich voedend op bloemen. Deze soort komt zowel op licht als op smeer af. De vlinder heeft een merkwaardig verspreidingsgebied in Nederland: gewoon in de Noord-Hollandse duinen, maar zeldzaam in de rest van Noord-Holland. Maar in bijna geheel Zuid-Holland wel weer een gewone soort. In Zeeland, Utrecht, Brabant, Gelderland en Friesland een plaatselijk zeer gewone soort. In Limburg, Groningen en Overijssel zeldzaam. Elders in Europa een gwone soort. De exacte verspreiding is lastig na te gaan door verwisselingen met de kleine breedbandhuismoeder.