banier
lijntje
lijntje
back
Schimmelspanner (Chloroclysta truncata)

De Schimmelspanner ziet er altijd heel snel afgevlogen uit en is ook al daarom lastig te herkennen. Er is namelijk een zeer sterk gelijkende soort: de Gehoekte Schimmelspanner. De beste manier om de twee uit elkaar te houden is te kijken naar de onderzijde van de vleugels. Bij de Gehoekte Spanner loopt op het midden een lijn die zowel op de voor- als op de achtervleugel een zeer grote scherpe hoek laat zien. Bij de gewone Schimmelspanner zitten in die een paar veel kleinere golfjes in en zeker geen grote hoek. Ook de lijntjes op de bovenzijde van de vleugels zijn meer gehoekt bij de Gehoekte Schimmelspanner, maar dat verschil is veel moeilijker te zien en is vaak veel kleiner. Wat minder betrouwbaar zijn de bijna-rondjes in het midden van de vleugels vlak tegen het lichaam aan. Meestal zijn die duidelijker in de Gewone Schimmelspanner dan in de Gehoekte. Verder geldt voor beide soorten dat ze uiterst variabel zijn. Overigens is de Gehoekte Schimmelspanner veel zeldzamer dan de gewone. Spanwijdte van de Schimmelspanner 32 tot 39 mm.

De eitjes die zijn gelegd door de vlinders van de tweede generatie komen in augustus uit en groeien langzaam tot in september om dan te overwinteren. In het voorjaar groeien ze verder en verpoppen in mei tussen samengesponnen bladeren. Al eind mei verschijnen de eerste vlinders van de eerste generatie. Die leggen hun eieren vooral in juni. De rupsen die uit die eieren komen ontwikkelen zich razendsnel. Ze veroppen al in juli en de vlinders verschijnen in augustus. De rups is groen met gele bandjes tussen de segmenten. Op de zijkant vaak paarse streepjes, die soms tot een dun bandje samenvloeien en aan het eind van het achterlijf twee opvallende stippen. De kop is donker. De rupsen blijven met een lengte tot ongeveer 24 mm tamelijk klein. Ze zijn te vinden op bomen, zoals wilg en berk, struiken, zoals meidoorn en struikhei en lagere planten, vooral bosbes en bosaardbei.

De Schimmelspanner vliegt in twee duidelijk gescheiden generaties: de eerste generaties vliegt vooral van midden mei tot eind juni (al worden de eerste exemplaren soms al eind maart gezien) en de tweede generaties vliegt vooral in augustus en september en bij uitzondering al eind juli of nog in oktober. Hoewel overdag gemakkelijk op te jagen, is de Schimmelspanner een echte nachtvlinder. Komt gemakkelijk op licht af, maar nooit in enorme aantallen. Het is een echte bossoort, die vooral voorkomt in bossen op lichte zandgronden. Overigens hoeven die bossen niet groot te zijn. Komt bij ons sporadisch op de kleigronden voor en is daarom in bijna het hele land te vinden. Ook elders in Europa een gewone soort. Vliegt op grotere hoogte in de bergen èn in delen van Scandinavië en Schotland in één generatie in juli en augustus.

NB: Deze soort wordt ook wel kortweg de Schimmel genoemd.