Gewone Snipvlieg (Rhagio scolopaceus)
Taxonomische indeling |
Rijk: | Stam: | Klasse: | Orde: | Familie: | Geslacht: | Soort: |
Animalia | Arthropoda | Insecta | Diptera | Rhagionidae | Rhagio | R. scolopaceus |
Snipvliegen vinden we vooral in boomrijke gebieden. De bekendste soorten rusten altijd met de kop naar beneden en worden daarom in het Engels Down-looker Flies (omlaagkijk vliegen) genoemd. De larven leven van aardwormen, insecten en andere diertjes in de humuslaag. De snipvliegen werden vroeger ook vaak de snavelvliegen genoemd.
De gewone snipvlieg is een in grootte heel erg variabele soort. De kleinste zijn nauwelijks 8 millimeter lang, terwijl de grootste wel 16 millimeter lang kunnen zijn. Het lichaam is langgerekt en bruin met naar het uiteinde toe steeds grotere zwarte vlekken. Het uiteinde is zelfs geheel zwart. In de vleugel zit aan de bovenrand een zwarte vlek. Enkele aders zijn zwart aangezet en de vleugelpunt is lichtgrijs tot bijna zwart "berookt". Het is nog steeds niet geheel duidelijk waar de vliegen van leven. In ieder geval vangen zij andere kleinere vliegen. Maar waarschijnlijk eten ze ook nectar en honingdauw. De volwassen vliegen komen in grote aantallen voor van eind april tot begin juni. Waarnemingen buiten die periode zijn zeldzaam, al worden enkele waarnemingen eind juli en begin augustus gemeld. Misschien gaat het daarbij om een zeer kleine tweede generatie.
Er zijn een aantal gelijkende soorten. In Nederland vinden we er ongeveer 10. Met enige moeite echter kunnen ze uit elkaar gehouden worden door te kijken naar de grootte, de kleur en de vlekken in de vleugels, alsmede door het jaargetijde in de gaten te houden.