Platbuik Libellula depressa
De platbuik is een onmiskenbare soort: een zeer breed lichaam en zeer grote, bruine vlekken bij de vleugelaanzet. De vrouwtjes hebben een bruin achterlijf met een paar opvallende gele vlekken. Rijpe mannetjes hebben een blauw achterlijf. Soms zijn de gele vlekken nog zichtbaar, soms ook niet. Oude vrouwtjes krijgen soms ook een blauw achterlijf. De platbuik wordt niet erg lang: 40 tot 50 mm. De spanwijdte is best behoorlijk: 70 tot 80 mm.
Het vrouwtje strijkt de eitjes af op het wateroppervlak. Deze zinken naar de bodem en komen daar uit. De larven leven niet alleen op de bodem, maar ook erin. Soms verschijnen de adulten al na één jaar, soms duurt de ontwikkeling twee jaar. De larven kunnen ingegraven lange periodes van droogte doorstaan en de platbuik komt dan ook regelmatig voor in poeltjes die een deel van het jaar droogvallen. De platbuik is een soort van nieuwe, liefst weinig begroeide watertjes: vijvers, poelen en sloten. Het is vaak de eerste soort die verschijnt in een nieuw watertjes. Verdwijnt zodra het water voor meer dan de helft is begroeid.
De paring duurt bij de platbuik buitengewoon kort: nog geen minuut. Het vrouwtje legt alleen haar eitjes, al blijft het mannetje in de buurt om concurrenten weg te jagen. Vooral de vrouwtjes komen vaak ver van water verwijderd voor. De platbuik laat zich zeer dicht benaderen, zodat je gemakkelijk een paar mooie plaatjes kunt schieten. En hij is ook niet moeilijk te vinden. Op mooie zonnige dagen heeft hij meestal een favoriet stekje in de tuin: een hoge stengel, een waslijn of een ander hoog punt. Op dat punt komt hij bijna altijd weer terug, zodat je hem als fotograaf eenvoudig kunt opwachten. In het begin vliegen ze nog wel eens snel weg, maar ze wennen zeer gauw aan menselijke aanwezigheid. Vooral vrouwtjes tonen geen enkele angst, mannetjes zijn veel ongeduriger.