Bruin Blauwtje Aricia agestis
Het bruine blauwtje heeft zich alleen in onze tuin laten zien in de bloedhete juli-maand van 2006. Het was toen gedurende zo'n twee weken een vaste gast. Aan dit vlindertje is geen spoortje blauw te ontdekken. Hij lijkt daarmee erg veel op het bruine vrouwtje van het icarusblauwtje. Toch zijn de verschillen goed te zien. Als de bovenzijde van de vleugels in beeld hebt, dan lopen de oranje vlekjes vlak voor de vleugelrand bij het bruine blauwtje door tot helemaal aan de bovenrand. Bij het icarusblauwtje worden de vlekken kleiner naarmate je dichter bij de bovenrand komt en de laatste zijn niet te zien. Aan de onderzijde van de voorvleugels is de aanhechting aan het lichaam bruin bij het bruine blauwtje en blauw bij het icarusblauwtje. Ook aan de onderzijde is het verschil van de oranje vlekken duidelijk zichtbaar, maar dan moet je wel de voorvleugel deels in beeld hebben. De spanwijdte van het bruine blauwtje is ongeveer 2,5 cm.
De tweede generatie vlinders legt haar eitjes vooral in augustus. Na het uitkomen eten de kleine rupsjes van de blaadjes, door daarvan de onderkant af te raspen. De bovenkant blijft dan deels in takt (venstertjes). Later worden de blaadjes in hun geheel gegeten. De halfvolgroeide rups overwintert tussen bladafval op de bodem. In het voorjaar wordt dan de ontwikkeling voltooid. Vanaf begin april verpoppen de rupsen, om al na drie tot vier weken de vlinders te leveren. De rupsen scheiden een zoete vloeistof af, waar mieren gek op zijn. De mieren op hun beurt beschermen de rupsen tegen kleine roofdiertjes. Een situatie die veel lijkt op het samenwerken van mieren en bladluizen. De rups is lichtgroen met een onduidelijke paarse lengtestreep over de rug. De voedselplanten zijn laagblijvende plantjes als reigersbek, ooievaarsbek en zonneroosjes. De rups wordt slechts 10 tot 13mm lang.
Het bruine blauwtje vliegt bij ons in twee generaties. De eerste en kleinste generatie vliegt vooral in mei. De tweede generatie is veel groter en wordt gezien van half juli tot eind augustus. Soms worden dieren in september en oktober gezien. Deze zijn waarschijnlijk afkomstig van een zeer kleine derde generatie. Het bruine blauwtje kent gezonde, altijd aanwezige kolonies in de duingebieden van ons land en in grote delen van Zeeland en Zuid-Holland. Voorts in Gelderland in het gebied Ede-Arnhem-Nijmegen. Elders een erg lokale soort, die soms in grote aantallen voorkomt, dan weer jarenlang lijkt te zijn verdwenen. Houdt van zandgrond, inclusief nieuw opgespoten terreinen met een pioniersflora, waar hij zich (vaak tijdelijk) kan vestigen.