banier
lijntje
lijntje
back
koevinkje Aphantopus hyperantus

De meest voorkomende zandoogje in onze tuin is het koevinkje. De vlinder is even groot als het landkaartje, maar valt nauwelijks op, omdat hij wel heel erg donkerbruin is. De oogvlekjes vallen pas van dichtbij op. Soms zitten er wel acht van deze vlinders tegelijk in onze tuin. Ze zitten bijna nooit met hun vleugels open, alleen na een koude en natte periode wordt soms met geopende vleugels opgewarmd. Er is verschil tussen de mannetjes en de vrouwtjes. Dat kun je zien aan de oogvlekken op de bovenkant van de binnenkant van de voorvleugel. Het vrouwtje heeft er altijd drie, het mannetje meestal maar twee, die soms ook nog eens heel vaag kunnen zijn of zelfs geheel kunnen ontbreken. Het koevinkje is in de gehele Benelux een zeer algemene soort. Ook in de rest van Europe veel voorkomend, behalve in Italië, Spanje en Portugal. De eieren worden niet direct op de grassen gelegd. Het vrouwtje vliegt langzaam rond boven geschikte plekjes en laat de eieren gewoon één voor één vallen. De rups leeft het liefst op grassen die in de schaduw groeien en dan vooral in de buurt van braam. Hij is lichtbruinig met een voor zandoogjes relatief lange beharing en zit zo goed verstopt in en tussen gras, dat hij maar zelden wordt gevonden. Datzelfde geldt trouwens ook voor de poppen. Het koevinkje vliegt in slechts één generatie van half juni tot eind augustus. De mannetjes hebben een spanwijdte tot 38 mm, de vrouwtjes tot 42 mm. Net als bij alle andere zandoogjes en schoenlappers worden de voorste poten niet gebruikt om op te zitten of om mee te lopen. Het koevinkje lijkt dan ook maar vier poten te hebben.