Blauwe Glazenmaker Aeshna cyanea
Qua grootte is de blauwe glazenmaker een forse, maar nogal variabele libel. Uitgekleurde, volwassen dieren zijn gemakkelijk te herkennen aan het borststuk. Dat is aan de zijkanten groen, aan de bovenkant bruin met twee grote, streepachtige vlekken. Ook zijn de vlekken op de segmenten 9 en 10 met elkaar verbonden, hetgeen ook een belangrijk kenmerk is. De blauwe glazenmaker lijkt ook sterk op de venglazenmaker. Die laatste echter verschijnt maar zelden in tuinen, gebonden als hij is aan een typisch biotoop: veen. De blauwe glazenmaker wordt zo'n 67 tot 76mm lang en de spanwijdte kan oplopen tot zo'n 110mm.
De Blauwe Glazenmaker zet haar eitjes het af op op het water drijvende voorwerpen, zoals drijfhout, of in de bodem vlak voor de waterlijn. De eitjes worden vooral laat in de zomer afgezet en komen niet direct uit, maar overwinteren eerst. Pas in het volgende voorjaar komen de larven tevoorschijn. Zoals veel libellenlarve zijn ze vraatzuchtig en groeien ze snel. Toch overwinteren de larven tenminste één keer, maar meestal twee keer, om dus pas na drie jaar een nieuwe volwassen blauwe glazenmaker af te leveren. In zuidelijker en warme streken kan de soort haar ontwikkeling wel binnen één jaar voltooien. Deze soort gebruikt voor de voortplanting allerlei voedselrijke watertjes, zoals tuinvijvers, bospoelen en wielen.
De Blauwe Glazenmaker is een matige vlieger die vaak ver van het water voorkomt en regelmatig gezien wordt in park en tuin. Mannetjes vormen vaak een territorium. Andere mannetjes worden daaruit geweerd, vrouwtjes echter zijn welkom. Voor het paren vormen mannetje en vrouwtje een paringswiel of tandem. Het paar zet de paring in dicht bij het water, maar al naar enkele minuten stijgen ze op om de paring in de boomtoppen af te maken. Blauwe glazenmakers jagen altijd alleen en vliegen minder snel en behendig dan paardenbijters doen en vaak op een hoogte van 1 tot 2 meter. In geheel Nederland behoort deze tot de zeer algemeen voorkomende soorten.